Aansprakelijkheid van de Staat inzake vakantiedagenwetgeving
Vanaf 1 januari 2012 kent Nederland nieuwe wetgeving over vakantiedagen. Aanleiding voor deze wetswijziging was de uitspraak van het Europees Hof in de zaken Schultz/Hoff (HvJ EG 20 januari 2009 C350/06) waarbij werd geoordeeld dat ook zieke werknemers onverkort aanspraak kunnen maken op opbouw van vakantie. De Europese Richtlijn 2003/88/EG (voorheen Richtlijn 93/104/EG) schrijft in artikel 7 voor dat elke werknemer minimaal 4 maal de overeengekomen arbeidsduur doorbetaalde vakantie moet kunnen genieten. Alleen afwijkingen in het voordeel van de werknemer zijn toegestaan.
Tot de wetswijziging was het in Nederland zo dat langdurig arbeidsongeschikte werknemers slechts over de laatste zes maanden van hun ziekte vakantie opbouwden (artikel 7:635 lid 4 BW). Omdat deze wetgeving niet in overeenstemming was met de Europese Richtlijn met betrekking tot vakantiedagen, werd namens onze cliënte de Staat aansprakelijk gesteld wegens de schade als gevolg van het mislopen van die dagen. Zij kreeg van haar werkgever na langdurige arbeidsongeschiktheid aan het einde van haar dienstverband maar de opbouw over zes maanden uitbetaald. Zij becijferde haar schade op de misgelopen wettelijke dagen (vier maal de overeengekomen arbeidsduur) maar ook op de bovenwettelijke dagen zoals die voortvloeiden uit de algemeen verbindend verklaarde Schoonmaak CAO.
De Kantonrechter (ECLI:NL:RBSGR:2012:BX1682) gaf cliënte volledig gelijk omdat die van mening was dat de Staat al sinds de datum van een veel ouder arrest van het Europese Hof (BECTU HvJ EG 26 juni 2001, C-173/99, NJ 2002, 2) had moeten begrijpen dat de Richtlijn voor alle, dus zowel arbeidsgeschikte als voor arbeidsongeschikte, werknemers gold. De Staat had in de ogen van de kantonrechter zijn wetgeving dan ook veel eerder dienen aan te passen en door dat na te laten, handelde hij onrechtmatige jegens cliënte.
De Staat ging in hoger beroep en het Hof oordeelt enerzijds dat de Staat inderdaad aansprakelijk is maar dit –anders dan de Kantonrechter- omdat de enkele botsing van lagere wetgeving met hoger recht (zoals de Richtlijn) reeds een onrechtmatige daad oplevert. Reeds in het arrest De Staat/Van Gelder (HR 9 mei 1986/252, ECLI:NL:HR:1986:AC0867) heeft de Hoge Raad uitgemaakt dat wanneer daarvan sprake is, de schuld en dus de aansprakelijkheid voor schade vaststaat.
Anders dan de Kantonrechter meent het Hof voorts dat slechts de wettelijke dagen voor vergoeding in aanmerking komen. Dit bevreemdt omdat in de Europese rechtspraak (Gómez HvJ EG 18 maart 2004 C342/01) in ieder geval bij zwangerschap nu juist is uitgemaakt dat wanneer de nationale regelgeving een groter aantal vakantiedagen toekent, dat de te beschermen aanspraak is.
De slotsom is in ieder geval dat de Staat aansprakelijk is voor gemiste vakantiedagen als gevolg van stagnatie in de opbouw daarvan bij arbeidsongeschiktheid. Het betreft dan minimaal het misgelopen gedeelte van de wettelijke vakantiedagen. De vraag blijft nog of ook de bovenwettelijke dagen door de Staat dienen te worden vergoed. Voor wat betreft het uurloon is het salaris aan het einde van het dienstverband bepalend, niet het salaris ten tijde van de opbouw van de vakantie.
Bent u voor 1 januari 2012 vakantiedagen misgelopen omdat u langdurig arbeidsongeschikt was? Dan loont het dus de moeite de Staat aansprakelijk te stellen. U kunt daarvoor verwijzen naar bovenstaand arrest. Uiteraard zijn wij beschikbaar voor het geval u bijstand wenst in dit soort zaken.