Cliënt Robert de J. vrijgesproken van groepsbelediging in Wilders The Movie
Cliënt Robert de J. die verdacht werd van groepsbelediging is vandaag door de meervoudige kamer in de rechtbank te Amsterdam vrijgesproken van groepsbelediging. Tijdens een interview heeft cliënt het een en ander gezegd over Arabieren en over de profeet Mohammed. In navolging van het pleidooi van zijn raadsman heeft de rechtbank geoordeeld dat wat hij heeft gezegd niet onder groepsbelediging valt. Twee weken geleden eiste het openbaar ministerie een geldboete tegen cliënt.
RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/674112-11 (Promis)
Datum uitspraak: 15 augustus 2013
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
Robert B. DE J.
geboren te … op ….
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 augustus 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H. Vriezen-Buist en van wat de raadsman van verdachte, mr. I. Appel, naar voren heeft gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 januari 2010 tot en met 12 september 2010 te Hilversum en/of elders in Nederland, tezamen en in verenging met een ander of anderen, althans alleen, zich (telkens) in het openbaar, mondeling, (telkens) opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Arabieren wegens hun ras (etniciteit), althans Moslims wegens hun godsdienst, door (telkens) opzettelijk
– in de documentaire ‘Wilders the movie’ (uitgezonden door het VPRO televisieprogramma Holland Doe) en/of
– op internet op de website http://weblogs.vpro.nl/afspelen/2010/09/13/teledoc-wilders-the¬movie / en/of http://www.hollanddoc.nl/nieuws/2010/augustus/wilders-the-movie.html
(een) tekst(en) en/of (een) geluidsfragment(en) uit te spreken, althans te laten horen met de volgende inhoud:
“Hier staat ‘Geert Akbar’, dat betekent ‘Geert is groter’. Wat ik daar eigenlijk mee bedoel is dat Geert groter is dan Mohammed de kleuterneuker. En Geert is groter dan Allah, de halvemaandemon. En zoals iedereen weet zijn Arabieren fervent kontenbonkers. En ze neuken kleine jongetjes. Dat is heel normaal in hun cultuur.”
3. Voorvragen
3.1 Geldigheid van de dagvaarding, ontvankelijkheid van de officier van justitie en schorsing van de vervolging.
De dagvaarding is geldig en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3.2 Bevoegdheid tot kennisneming van het ten laste gelegde feit.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering is de rechtbank onder andere bevoegd tot kennisneming van een feit binnen welker rechtsgebied het feit is begaan. Soms kan een feit zijn begaan op meerdere plaatsen. Zo ook in onderhavige zaak, nu verdachte de ten laste gelegde uitlatingen in Berlijn zou hebben gedaan terwijl de gevolgen van het strafbare feit volgens de aangifte in Hilversum zijn ingetreden. Aangenomen kan immers worden dat aangever A. XXX in Hilversum kermis heeft gekregen van de documentaire in kwestie; omdat hij daar destijds woonde. Nu Hilversum op het moment van dagvaarden binnen het rechtsgebied van deze rechtbank viel, is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel is dat zij relatief bevoegd is kennis te nemen van het ten laste gelegde feit.
4. Vrijspraak
Inleiding
Op 12 september 2010 heeft de VPRO in haar tv-programma ‘Holland Doe’ een documentaire uitgezonden, genaamd ‘Wilders the movie’. In deze documentaire wordt Geert Wilders gedurende zeven maanden in aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen gevolgd. Eén van de mensen die op Wilders heeft gestemd en die voor vernoemd tv-programma wordt gevolgd en geïnterviewd is verdachte. Hij reist af naar Berlijn waar een pro Wilders demonstratie is georganiseerd. Voor deze gelegenheid heeft verdachte een spandoek gemaakt dat hij ten tijde van de demonstratie ophoudt. Op dit spandoek is de volgende tekst te lezen: ‘Geert Akbar’. Verdachte legt in cle documentaire uit wat hij daarmee bedoelt: “Hier staat ‘Geert Akbar’, dat betekent ‘Geert is groter’. Wat ik daar eigenlijk mee bedoel is dat Geert groter is dan Mohammed de kleuterneuker. En Geert is groter dan Allah, de halvemaandemon. En zoals iedereen weet zijn Arabieren fervent kontenbonkers. En ze neuken kleine jongetjes. Dat is heel normaal in hun cultuur.”
Het standpunt van bet Openbaar Ministerie
Bij de beoordeling van de vraag of verdachte zich door zijn uitlatingen heeft schuldig gemaakt aan groepsbelediging in de zin van artikel 137e van het Wetboek van Strafrecht moeten conform de jurisprudentie van de Hoge Raad drie stappen worden onderscheiden. Stap 1 houdt in dat moet worden beoordeeld of de uitlatingen op zichzelf beledigend zijn voor een groep mensen, te weten Arabieren wegens hun ras (etniciteit), althans Moslims wegens hun godsdienst. Voor de toepassing van de Nederlandse strafwet moet worden aangenomen dat Arabieren een groep mensen vormen die door hun ras worden gekenmerkt, nu ras een ruim begrip is dat etnische komaf omvat. De uitlatingen van verdachte zijn beledigend voor ‘Arabieren wegens hun ras’, nu de groep Arabieren een discrediterend etiket krijgt opgeplakt en van verboden seksueel gedrag wordt beticht. Vervolgens dienen ingevolge stap 2 de uitlatingen te worden beoordeeld in de context waarin deze zijn gedaan. Deze context kan het beledigend karakter aan de uitlatingen ontnemen. In deze zaak is alleen de context van het maatschappelijk debat van belang. Verdachte heeft racistische uitlatingen gedaan over vermeend seksueel afwijkend en zelfs strafbaar gedrag van een groep van ongeveer 280 miljoen mensen. Op geen enkele manier kunnen deze uitlatingen worden gezien als een bijdrage aan een maatschappelijk debat, temeer nu een dergelijk debat niet gaande is en er ook feitelijk of statistisch gezien geen enkele reden lijkt om zo’n maatschappelijk debat te voeren. Het strafbare karakter wordt aan de uitlatingen dus niet ontnomen door de context van een maatschappelijk debat.
Mocht men menen dat deze context er wel is dan zijn de uitlatingen, mede gezien de zeer geringe bijdrage aan enige maatschappelijke discussie, van een dergelijk indringend en nodeloos karakter dat de uitlatingen onnodig grievend zijn, zoals dat ingevolge stap 3 van het beoordelingskader moet worden getoetst.
Nu verdachte zich direct noodzakelijkerwijs bewust moet zijn geweest van het beledigende karakter van de uitlatingen, heeft hij daarop opzet gehad. Dit opzet was, naar mag worden aangenomen, ook gericht op de openbaarheid nu verdachte wist dat er een uit te zenden documentaire over Wilders werd gemaakt, dat deze uitzending in Nederland zou worden uitgezonden en dat hij zijn uitlatingen ten overstaan van een draaiende camera deed. Concluderend kan het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte dient te worden vrijgesproken. Het strafdossier bevat allereerst geen bewijs waaruit volgt dat verdachte opzet heeft gehad om in het openbaar in Nederland te beledigen. Uit niets blijkt dat verdachte wist of er rekening mee had moeten houden dat zijn opmerkingen op nationale televisie zouden worden uitgezonden. Het kon net zo goed voor een interne campagne binnen het Wilders-kamp worden gebruikt.
Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat het opzet van verdachte wel op openbaarmaking van zijn uitlatingen was gericht, dan dient vrijspraak te volgen omdat alle kritiek op opvattingen die in die groep leven of op het gedrag van hen die tot de groep behoren buiten het bereik van artikel 137e van het Wetboek van Strafrecht valt, gelet op het arrest van de HR van 10 maart 2009 (UN: BF0655). Verdachte heeft een maatschappelijke misstand aan de orde willen stellen. Hij heeft ook geen groep mensen beledigd ‘wegens hun ras’, nu met een Arabier doorgaans iemand wordt bedoeld die in een Arabisch land woont. Op grond van de tenlastelegging valt voorts niet in te zien waarom verdachte Moslims zou hebben beledigd wegens hun godsdienst. Als zijn uitlatingen wel beledigend zijn voor een groep mensen wegens ras of godsdienst, dan neemt de context in deze zaak het beledigende karakter weg, met name nu de uitlatingen een bijdrage leveren of dienstig zijn aan een publiek maatschappelijk debat, terwijl deze niet onnodig grievend zijn.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat het ten laste gelegde feit niet kan worden bewezen en overweegt daartoe het volgende.
De tenlastelegging is toegesneden op artikel 137c, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Eze bepaling luidt als volgt:
‘Hij die zich in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, opzettelijk beledigend uitlaat over een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun hetero- of homoseksuele gerichtheid of hun lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.’
De parlementaire stukken inzake de totstandkoming van deze bepaling houden onder meer het volgende in:
‘Onjuist is echter de bewering dat het wetsontwerp elke belediging van de genoemde groepen zowel naar vorm als naar inhoud strafbaar zou willen stellen. Hierbij wordt uit het oog verloren dat de ontworpen bepaling slechts straf stelt op (opzettelijke en openbare) belediging van die groepen wegens hun ras, godsdienst of levensovertuiging. Deze toevoeging limiteert niet alleen de beschermde groepen, maar brengt tevens een zeer aanzienlijke beperking aan in de strafbaarheid van belediging van die groepen.
(…)
Het voorgestelde artikel 137c is echter slechts gericht tegen krenking op punten waarop niet meer kan worden geargumenteerd en tegen aantasting in hetgeen voor het menselijk bestaan van fundamentele waarde is. Strafbaar is enkel het aantasten van de eigenwaarde of het in diskrediet brengen van de groep, omdat die van een bepaald ras is, een bepaalde godsdienst belijdt of een bepaalde levensovertuiging is toegedaan. Kritiek op opvattingen en gedragingen — in welke vorm ook valt buiten het bereik van de ontworpen strafbepaling.
(…)
Zoals opgemerkt, wordt aan kritiek op opvattingen of gedragingen, zelfs al zou die kritiek beledigend zijn, strafrechtelijk niets in de weg gelegd.’
Kamerstukken II 1969-1970, 9724, Eindverslag, nr. 6, p. 4.
‘Het beledigen van een groep zal dus — anders dan nu — alleen strafbaar zijn als men de mensen, behorend tot die groep, collectief treft in hetgeen voor die groep kenmerkend is, namelijk in hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging en men hen beledigt juist omdat zij van dit ras, dat geloof of die levensovertuiging zijn. Alle, zelfs felle kritiek op opvattingen die in die groep leven of op het gedrag van hen, die tot de groep behoren, blijft buiten het bereik van de strafwet.’
Handelingen I 1970-1971, p. 555.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de primair ten laste gelegde belediging van Arabieren wegens hun ras als volgt. De uitlatingen ‘En zoals iedereen weet zijn Arabieren fèrvent.kontenbonkers. En ze neuken kleine jongetjes. Dat is heel normaal in hun cultuur,’ zijn zowel op zichzelf beschouwd als bezien in de context aan te merken als kritiek op gedragingen van personen die behoren tot een bepaalde groep. Uit de hiervoor geciteerde parlementaire geschiedenis volgt dat het de expliciete bedoeling van de wetgever is geweest dergelijke kritiek, ook als die beledigend is, buiten het bereik van artikel 137e van het Wetboek van Strafrecht te laten. Gelet daarop kunnen de uitlatingen van verdachte niet als groepsbelediging als bedoeld in dat artikel worden aangemerkt.
Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde belediging van Moslims wegens hun godsdienst overweegt de rechtbank als volgt. De Hoge Raad wijst er in het zogenoemde Gezwel-arrest van 10 maart 2009 (UN: BF0655) op dat de enkele omstandigheid dat grievende uitlatingen over een godsdienst ook de aanhangers van die godsdienst krenken, niet voldoende is om die uitlatingen gelijk te kunnen stellen met uitlatingen over de aanhangers, dus over een groep mensen wegens hun godsdienst. De rechtbank is van oordeel dat de ten laste gelegde uitlatingen, ‘Hier staat ‘Geert Akbar’, dat betekent ‘Geert is groter’. Wat ik daar eigenlijk mee bedoel is dat Geert groter is dan Mohammed de kleuterneuker. En Geert is groter dan Allah, de halvemaandemon,’ betrekking hebben op de God en de Profeet van de Islam als godsdienst. Deze uitlatingen kunnen, zowel op zichzelf beschouwd als in de context bezien, niet gelijk worden gesteld met uitlatingen over de aanhangers van de Islam, zodat van belediging van Moslims wegens hun godsdienst geen sprake is.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het ten laste gelegde niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing. Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Wieland, voorzitter,
mrs. V. Zuiderbaan en P. Rodenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.S. Janse van Mantgem, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 augustus 2013.