Hof Den Haag: vierde opvolgende contract voor onbepaalde tijd
Het maximum van drie opvolgende contracten voor bepaalde tijd lijkt doorbroken. De regel, neergelegd in artikel 7:668a BW, houdt in dat na drie contracten voor bepaalde tijd, met tussenpozen van niet meer dan drie maanden, een vierde, vast contract volgt. Indien de contracten inclusief de tussenpozen samen meer dan 36 maanden duren, volgt eveneens een vast contract. In haar uitspraak van 30 juli 2013 heeft het hof Den Bosch deze strikte regels voor het eerst ruimer geïnterpreteerd.
De uitspraak zag op een geschil tussen en werknemer en zijn werkgever, die, nadat het derde contract voor bepaalde tijd was afgelopen, een nieuwe arbeidsovereenkomst waren aangegaan. Dit contract betrof, zoals artikel 7:668a BW ook verlangt, een overeenkomst voor onbepaalde tijd. Naast dit contract was echter tegelijkertijd ook een vaststellingovereenkomst getekend, waarin juist weer was opgenomen dat het contract voor onbepaalde tijd af zou lopen na een periode van vijf maanden, op
1 januari 2012.
De werknemer had zowel het contract voor onbepaalde tijd als de vaststellingovereenkomst getekend. Toch riep hij na 1 januari 2012 de nietigheid van de vaststellingovereenkomst in en vorderde doorbetaling van zijn loon. De werknemer was van mening dat de vaststellingovereenkomst in strijd was met (de ratio achter) artikel 7:668a BW en bovendien in strijd was met de openbare orde en goede zeden.
De kantonrechter stelde de werknemer aanvankelijk in het gelijk. De kantonrechter was met hem van oordeel dat het bepaalde in de vaststellingovereenkomst de ontslagbescherming van de werknemer omzeilde, omdat de werkgever nu alsnog gemakkelijk van de werknemer af kon komen. De kantonrechter achtte dit in strijd met de openbare orde en goede zeden.
Het Hof Den Bosch neemt echter een ander standpunt in. Zij oordeelt dat de getekende vaststellingovereenkomst, conform artikel 7:900 BW, diende om een eventueel toekomstig geschil of onduidelijkheid tussen werkgever en werknemer te voorkomen. In casu zou deze onduidelijkheid bestaan uit de vraag wanneer de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd precies zou eindigen. Uit artikel 7:902 BW volgt dat een vaststellingovereenkomst ook geldig is, indien zij strijdig is met de wet. Daardoor faalde de argumentatie van de werknemer op dit punt. Ook het argument dat sprake was van strijd met de openbare orde en goede zeden, wordt verworpen, aangezien de werknemer niet heeft aangegeven waarom hiervan sprake zou zijn.
Wat betekent deze uitspraak nu voor de rechtspraktijk? Voorheen was een werkgever aangewezen op een afwijkende CAO of een tussenpoos van meer dan drie maanden, wilde hij een werknemer een vierde tijdelijk contract kunnen aanbieden. Met deze uitspraak in de hand kan een werkgever bij een vierde contract, welke rechtens voor onbepaalde tijd zal gelden, gelijktijdig een vaststellingovereenkomst opstellen waarin de beëindiging van de arbeidsovereenkomst alsnog op voorhand wordt bepaald. De facto spreken we hier van een vierde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.
Wel moet men er op bedacht zijn dat een vaststellingovereenkomst kan worden vernietigd door de werknemer, indien sprake is van een wilsgebrek. Indien de werkgever gebruik maakt van de kwetsbare positie van de werknemer door hem te laten kiezen tussen niet verlengen of verlenging van zijn arbeidsovereenkomst onder gelijktijdige ondertekening van een vaststellingovereenkomst, zou de werknemer wegens misbruik van omstandigheden de vernietiging van de vaststellingovereenkomst kunnen inroepen. Daarbij moet men zich tot slot afvragen of de Hoge Raad dit arrest in stand zal laten.
In het Sociaal Akkoord van begin dit jaar is overigens bepaald dat de keten vanaf 2015 wordt aangepast door de totale duur van de contracten bij te stellen van 36 naar 24 maanden, waarna een contract voor onbepaalde tijd volgt, alsmede de maximale perioden tussen opvolgende contracten te verruimen, van drie naar zes maanden. Ook in deze nieuwe situatie kan gebruik worden gemaakt van een contract voor onbepaalde tijd met een vaststellingovereenkomst die de duur van het vaste contract alsnog aan banden legt. Niets echter zo onzeker als het al dan niet doorgaan van dit akkoord!