Kasopstelling van het openbaar ministerie i.c.m. contant aantreffen EUR 63.500,= inmiddels onvoldoende voor voortduren beslag ex 94 Sv
Tijdens een preventieve fouilleeractie in maart 2013 op De Dam in Amsterdam wordt bij cliënt onder zijn passagiersstoel in een plastic zak een groot bedrag ad EUR 63.500,= aangetroffen. Cliënt legt, in overleg met zijn raadsman, direct een min of meer verifieerbare verklaring af die niet op voorhand volstrekt onaannemelijk was. In het geval van witwassen is het in de regel van belang dat er zo snel mogelijk een (liefst onderbouwde) verklaring op tafel komt. Het openbaar ministerie gaat op onderzoek uit in Duitsland. Helaas duurt dit soort onderzoeken vanwege het internationale karakter in de regel langer dan de cliënt lief is. Het eerste klaagschrift wordt eind 2013 ongegrond verklaard. Een tweede klaagschrift wordt wederom ongegrond verklaard. De politie had een aantal grote rekenfouten gemaakt in het witwasonderzoek, waarover ter zitting werd gesproken. Zo had de politie per ongeluk een bedrag van EUR 25.000,= bij het vermogen van cliënt opgeteld, in plaats van afgetrokken, waardoor het leek alsof cliënt veel meer geld tot zijn beschikking had dan op papier mogelijk was. Ook rechters zijn mensen, want de rechter nam dat onjuiste verschil mee in de beslissing om het geld vooralsnog niet terug te geven.
Het openbaar ministerie diende een tweede rechtshulpverzoek in. Dit zou betekenen dat het onderzoek nog veel langer zou duren. Om die reden heeft de verdediging op 3 september 2014 een derde klaagschrift ingediend. De verdediging voerde ter zitting aan dat de eerdere rechtbank een forse rekenfout had gemaakt. Ter zitting bleek dat het openbaar ministerie slechts een fractie van het gehele dossier aan de rechtbank had overhandigd. Op verzoek van de verdediging werd het gehele (inmiddels lijvige) dossier ter plekke door de bode gekopieerd. Nu vond ook de rechtbank het genoeg. Op 29 januari 2015 kwam de rechtbank in Amsterdam tot het oordeel dat de officier van justitie door te verwijzen naar de kasopstelling (waaruit zou blijken dat cliënt meer geld tot zijn beschikking had dan legaal mogelijk was) bij die stand van zaken onvoldoende was om het beslag te laten voortduren. Inmiddels heeft cliënt zijn geld terug en zal de verdediging een verzoek indienen om de zaak tegen hem te seponeren.
Beschikking rechtbank Amsterdam 29 januari 2015