Vrijspraak in drugsonderzoek
RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: xxxxx (Promis)
Datum uitspraak: 26 juni 2014
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen XXX
geboren te Amsterdam op XXX,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
I. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 juni 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.J. Otten en van wat verdachte en zijn raadsman mr. P. de Korte naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks xxx 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 767 gram hasjiesj/hashish (94 bolletjes), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish), in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Artikel 3 onder C Opiumwet
3. Ontvankelijkheid van de officier van justitie
3.1 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft primair aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging. Hij voert hiertoe aan
– dat het proces-verbaal van aanvraag van de doorzoeking niet is ondertekend,
– dat er twee processen-verbaal zijn over de wijze van binnentreden, die elkaar tegenspreken,
– dat op de machtiging tot binnentreden geen naam van een hulpofficier van justitie vermeld staat,
– dat op de machtiging twee personen zijn gemachtigd tot binnentreden, terwijl uit de overige stukken blijkt dat door meer personen is binnengetreden,
– dat op de machtiging niet is aangekruist dat in geval van afwezigheid van de bewoner(s) in de genoemde woning kan worden binnengetreden, terwijl uit één van de processen-verbaal kan worden opgemaakt dat dit wel het geval is geweest.
De binnentreding in de woning is daarom onrechtmatig. Dit is een onherstelbaar vormverzuim dat in het vooronderzoek heeft plaatsgevonden. Hierbij is een ernstige inbreuk gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust en met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte en aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort is gedaan. De officier van justitie dient daarom primair niet ontvankelijk te worden verklaard.
3.2 Het oordeel van de rechtbank
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het dossier ten aanzien van het betreden van de woning en de doorzoeking gebrekkig is. De rechtbank is echter van oordeel dat niet is gebleken dat doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. De rechtbank vermeldt terzijde dat uit het dossier kan worden afgeleid dat de doorzoeking van de woning onder verantwoordelijkheid van de Rechter-commissaris heeft plaatsgevonden en dat verdachter vader daarbij aanwezig is geweest.
Het beroep op niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie wordt verworpen.
3.3 Overige voorvragen
Voorts is de dagvaarding is geldig, is deze rechtbank bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Vrijspraak
4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen. Hij baseert zich op het aantreffen van de verdovende middelen in het huis van verdachte, de bevindingen dat deze middelen hasj betreffen, de verklaring van verdachte dat hij gebruik maakt van het kastje waarin de bollen zijn aangetroffen en de verklaring van de vader van verdachte, dat verdachte de enige is die van het kastje gebruik maakt.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft subsidiair vrijspraak bepleit en voert het volgende aan. Bij een huiszoeking in de woning zijn zogenaamde slikkersbollen aangetroffen. De vader van verdachte verklaart dat zijn vermoeden is dat er hasj in de bollen zit, terwijl de politie zelf uitgaat van heroïne. Dit zou kunnen duiden op daderinformatie. Daarbij zijn de bollen gevonden in de huiskamer, waar meerdere personen gebruik van maken. Er kan daarom niet gesproken worden over feitelijke zeggenschap of beschikkingsmacht ten aanzien van de bollen door verdachte. Ook schept het dossier verwarring over de plaats waar de bollen zijn aangetroffen. Twee verbalisanten spreken over een koelkast in de woonkamer, terwijl later in een correctie-proces-verbaal wordt gesteld dat het is aangetroffen in een kastje onder de televisie in de woonkamer. Dit proces-verbaal is opgemaakt door een verbalisant die niet bij de doorzoeking aanwezig was.
Op grond van het feit dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de enige is die zeggenschap had over de slikkersbollen, alsmede dat veel onduidelijkheid bestaat over waar de bollen zijn aangetroffen, kan niet worden bewezen dat verdachte deze bollen aanwezig heeft gehad en dient hij te worden vrijgesproken.
Daar komt bij dat de bollen zijn aangetroffen naar aanleiding van een huiszoeking in de woning. Deze huiszoeking is onrechtmatig uitgevoerd, waardoor de vruchten van deze doorzoeking niet kunnen bijdragen aan het bewijs. Ook dit moet leiden tot vrijspraak van verdachte nu er onvoldoende bewijs is.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Er zijn aanwijzingen dat de slikkersbollen van verdachte zijn. De bollen zijn aangetroffen in de huiskamer van de woning waar verdachte woont. Verdachte verklaart zelf dat hij gebruik maakt van het kastje waarin de bollen zijn aangetroffen en de vader van verdachte zegt dat verdachte als enige gebruik maakt van het kastje. Hiertegenover staat dat de woning door vier mensen wordt bewoond, waarvan alleen de vader van verdachte is gehoord. De twee andere bewoners zijn niet gehoord. In het proces-verbaal van doorzoeking van de woning staat vermeld dat door verbalisant XXX in een koelkast in de woonkamer een zak met vermoedelijk slikkersbollen heroïne werd aangetroffen (pag. 53). Ook verbalisant XXX verklaart dat in de koelkast in de woonkamer een zak vermoedelijk inhoudende slikkersbollen aangetroffen is (pag. 169). Later wordt dit gecorrigeerd. De slikkersbollen zijn niet in een koelkast, maar in een kastje onder de televisie aangetroffen (aanvullend proces-verbaal doorzoeking van 17 december 2013). Uitgaande van de juistheid van dit laatste proces-verbaal, bevat het proces-verbaal geen informatie over hoe de bollen zijn aangetroffen, waar deze in het kastje zijn aangetroffen, hoe het kastje er van binnen uitziet en waar het kastje zich in de woonkamer bevond. De rechtbank constateert dat het onderzoek gebrekkig is. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat niet onomstotelijk is komen vast te staan dat het verdachte is geweest die de bollen aanwezig heeft gehad. Het ten laste gelegde kan niet bewezen worden geacht. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Gezien het voorgaande komt de rechtbank niet toe aan bespreking van het verweer omtrent onrechtmatig verkregen bewijs met als gevolg bewijsuitsluiting.
5. Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mrs. C.F. de Lemos Benvindo en P. Rodenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.M. van Leuven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 juni 2014.