Vrijspraak inzake dodelijk ongeval op de Ferdinand Bolstraat
Cliënt Michael M. diende zich op 31 juli jl. te verantwoorden voor een dodelijk ongeval in de ochtend van 6 december 2013 waar hij als bestuurder van een vuilniswagen bij betrokken was. Een zevenjarig meisje kwam daarbij om het leven. Cliënt werd verweten dat hij onoplettend was geweest (art. 6 WVW) terwijl hij optrok met de vuilniswagen dan wel dat hij gevaar op de weg had veroorzaakt (art. 5 WVW). Cliënt verklaarde van meet af aan dat hij het meisje nimmer heeft gezien terwijl hij achter het stuur zat.
Onderzoek van de politie naar de spiegelstanden en een reconstructie in februari 2013 maakten dat het openbaar ministerie van oordeel was dat cliënt het meisje gedurende 4 seconden had moeten kunnen zien. Daarnaast bleek uit het onderzoek dat de breedtespiegel niet goed stond afgesteld.
De verdediging plaatste direct grote vraagtekens bij de betrouwbaarheid van het onderzoek. Het onderzoek aan de spiegelstanden had immers niet op de plaats delict plaatsgevonden, maar later op het politiebureau. De wagen was door een collega verbalisant naar het politiebureau gereden, terwijl hem was verzocht niet aan de spiegels te zitten. Dat hij dit niet gedaan had, kon wellicht worden aangenomen, maar dat betekende uiteraard niet dat daarin niets gewijzigd kon zijn. Het gezichtsveld van cliënt was geschat door de onderzoekende verbalisanten door stickers op het raam te plakken, zonder daarbij meetapparatuur te gebruiken. Een schatting met het blote oog is minder betrouwbaar dan met meetapparatuur, zo stelde de verdediging.
Voorts betoogde de verdediging dat de reconstructie niet voldoende secuur was geweest. Het ongeval had, zo bleek uit de foto’s in het dossier, op een andere plek en onder een andere hoek plaatsgevonden. Volgens de verdediging had dit gevolgen voor de onderzoeksresultaten en dus ook voor de gestelde vier seconden dat het meisje te zien zou zijn geweest.
De officier van justitie tilde niet zo zwaar aan de manier waarop het onderzoek was gedaan. Duidelijk was voor hem dat het slachtoffertje minimaal vier seconden te zien moest zijn geweest en dat de breedtespiegel niet goed was afgesteld en dat was voldoende voor hem om cliënt te vervolgen en uiteindelijk een straf te eisen.
De rechtbank zag op een eerdere zitting in november 2014 reden om mee te gaan met de onderzoekswensen van de verdediging. Uit dit onderzoek bleek het vermoeden van de verdediging over de betrouwbaarheid van het onderzoek in grote lijnen daadwerkelijk te kloppen. Tijdens de inhoudelijke behandeling op 31 juli jl. is om die reden uitvoerig verweer gevoerd over die betrouwbaarheid. De rechtbank is daarin meegegaan. De rechtbank was het eens met het betoog van de verdediging over de breedtespiegel en over de vraag of het meisje 4 seconden te zien zou zijn geweest zoals uit het onderzoek was gebleken. De rechtbank sprak cliënt om die reden vrij van zowel overtreding van art. 6 WVW als art. 5 WVW.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBAMS:2015:5210
Zie ook artikel uit het Parool:
http://www.parool.nl/parool/nl/4041/AMSTERDAM-ZUID/article/detail/4121014/2015/08/14/Vuilniswagenchauffeur-die-Efrat-7-doodreed-vrijgesproken.dhtml
Zie ook interview op AT5:
http://www.at5.nl/artikelen/145736/eis-taakstraf-voor-chauffeur-na-dodelijk-ongeval-met-7-jarig-meisje