Wanneer moeten internetzoekmachines uw gegevens verwijderen?
Bent u van plan een verwijderingsverzoek in te dienen bij een exploitant van een internetzoekmachine om bepaalde gegevens die betrekking hebben op uzelf te laten verwijderen? Een ieder van wie de persoonsgegevens worden verwerkt, kan een verzoek doen aan de verantwoordelijke om de gegevens te verbeteren, aan te vullen, te verwijderen en af te schermen indien de gegevens – kortgezegd – feitelijk onjuist zijn, onvolledig, niet ter zake dienend of op basis van persoonlijke omstandigheden niet wenselijk zijn getoond te worden. Bent u van oordeel dat deze situatie op u van toepassing is? Zoals u hieronder zult lezen, betekent dit niet automatisch dat uw verwijderingsverzoek gehonoreerd zal worden.
Op 13 mei 2014 is door het Hof van Justitie van de EU in de zaak Google Spain t. Mario Costeja González voor het eerst het recht om vergeten te worden erkend in het specifieke geval van resultaten van internetzoekmachines. In deze zaak is onder meer geoordeeld dat koppelingen en informatie uit de resultatenlijst, na een zoekopdracht op een persoonsnaam, gewist dienen te worden indien deze informatie ontoereikend, niet (meer) ter zake dienend of bovenmatig is ten aanzien van het doel van de verwerking (het zogenaamde de-listing). Ondanks dat de informatie beschikbaar blijft bij de originele bron, wordt de informatie door de-listing voor internetgebruikers veel lastiger om te vinden. Er dient een afweging te worden gemaakt tussen het recht op informatievrijheid en het recht op privéleven.
De twee grootste internetzoekmachines van Nederland, Google en Bing, hebben ondertussen beiden een verwijderingsbeleid opgesteld. Op dit moment heeft Google Nederland al ruim 15.000 particuliere verwijderingsverzoeken ontvangen, waarvan 42,7% van deze verzoeken zijn ingewilligd. Maar hoe werkt een dergelijk verwijderingsverzoek in de praktijk? Hoe moet de uitspraak van het Hof, in samenhang met de regelgeving uit de Wbp, concreet worden toegepast door de exploitanten van internetzoekmachines? Hoeveel keuzevrijheid hebben zij in het maken van hun afweging een verwijderingsverzoek toe te kennen?
Richtsnoeren artikel 29-werkgroep
Voor internetzoekmachines is door de artikel 29-werkgroep in november 2014 een document met richtsnoeren gepubliceerd over hoe het vergeetrecht in de praktijk dient te worden geïmplementeerd. De werkgroep heeft 13 concrete (juridisch niet-bindende) criteria opgesteld op basis van een analyse van tot dusver ontvangen klachten. De criteria dienen te worden toegepast in overeenstemming met nationale wetgeving, de beginselen die het Hof heeft vastgesteld en meer specifiek overeenkomstig de publieke interesse bij toegang tot de informatie. Onderstaand vindt u een uitgewerkt overzicht van enkele van deze criteria, waarvan er intussen twee in rechte zijn toegepast.
1. Zijn de gegevens accuraat?
Feitelijk onjuiste informatie over een persoon, welke tot gevolg hebben dat een misleidend beeld van deze persoon ontstaat, komen voor de-listing in aanmerking. Meningen of feitelijk juiste informatie, welke nadelig kunnen zijn voor de betrokkene, worden hier niet onder geschaard. Het recht op informatievrijheid prevaleert in dat geval.
2. Zijn de gegevens relevant en niet bovenmatig? Hierbij dient aanvullend de vraag gesteld te worden of de gegevens betrekking hebben op het werkleven van de betrokkene.
Aan het grondwettelijke recht op informatievrijheid ter zake het informeren van de maatschappij wordt groot gewicht toegekend. Niet snel zal worden aangenomen dat gegevens niet relevant en bovenmatig zijn. Bovendien is relevantie gebonden aan de leeftijd van de gegevens. Gegevens die betrekking hebben op 15 jaar geleden zullen eerder voor de-listing in aanmerking komen dan meer actuele gegevens. Eveneens komen gegevens die betrekking hebben op het privéleven eerder voor verwijdering in aanmerking dan gegevens die betrekking hebben op het werkleven.
3. Hebben de gegevens betrekking op een strafbaar feit?
Per lidstaat kan een andere wet- en regelgeving gelden ten aanzien van openbaarmaking van strafrechtelijke gegevens. Een verwijderingsverzoek dient altijd getoetst te worden aan deze wet- en regelgeving. Als regel geldt dat de-listing eerder is toegestaan in het geval van zoekresultaten die verband houden met relatief lichte wetsovertredingen, welke geruime tijd geleden zijn gepleegd. De-listing zal minder snel worden gehonoreerd in het geval van ernstigere wetsovertredingen, welke meer recent zijn gepleegd.
Recente rechtspraak
Uit recente Nederlandse rechtspraak blijkt dat het toetsingskader van de artikel 29-werkgroep reeds in de praktijk wordt toegepast. In haar vonnis van 18 september 2014 heeft de Rechtbank geoordeeld: “Het Costeja-arrest beoogt personen niet te beschermen tegen alle negatieve berichten op internet, maar alleen tegen het langdurig ‘achtervolgd worden’ door berichten die ‘irrelevant’, ‘buitensporig’ of ‘onnodig diffamerend’ zijn.” In deze zaak verzocht een veroordeelde escortbaas om verwijdering van bepaalde zoekresultaten uit de Google zoekmachine die betrekking hadden op zijn veroordeling. Enkele van deze zoekresultaten leidden naar een boek dat deels was gebaseerd op de veroordeling van de escortbaas en waarin het hoofdpersonage zijn naam draagt. De rechtbank geeft geoordeeld dat wat betreft deze zoekresultaten er geen verwijdering door Google hoeft plaats te vinden. De rechtbank acht de veroordeling voor een ernstig misdrijf en de negatieve publiciteit als gevolg daarvan in het algemeen blijvend relevante informatie over een persoon. De negatieve kwalificaties die daarbij kunnen voorkomen zullen slechts in zeer uitzonderlijke gevallen ‘buitensporig’ of ‘onnodig diffamerend’ zijn. Dit oordeel sluit aan bij het hierboven uitgewerkte derde criteria van de artikel 29-werkgroep.
In het vonnis van 12 februari 2015 van de Rechtbank Amsterdam is door de rechtbank, wat betreft een verwijderingsverzoek van gegevens over een slecht in het nieuws gekomen ex-topman van KPMG, vastgesteld dat de informatie die is geplaatst in essentie juist is. Verder oordeelt zij: ‘Dat eiser het onprettig vindt om steeds door kennissen of zakelijke contacten te worden geconfronteerd met de ‘container-kwestie’ is goed voorstelbaar. Het weegt echter niet op tegen het recht van Google Inc op informatievrijheid’. Dit oordeel sluit aan bij het hierboven uitgewerkte punt 1 van de criteria van de artikel 29-werkgroep.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de veelbesproken zaak van het Hof van Justitie van de EU er niet toe heeft geleid dat een ieder zonder meer de beschikking heeft over zijn of haar persoonsgegevens die via een internetzoekmachine worden getoond. Het recht op de informatievrijheid steekt hier een stokje voor. Om vast te stellen wanneer het recht op privacy prevaleert boven het recht op informatievrijheid kunnen de criteria van de artikel 29-werkgroep als concreet toetsingskader worden gebruikt.
De Koning Vergouwen voert een brede praktijk op het gebied van privacy- en internetrecht. Voor een helder en volledig advies met betrekking tot het indienen van een verwijderingsverzoek kunt u contact opnemen met mw. mr. Dorieke van Helden (vanhelden@dkva.nl en/of 020-6762500). Zij informeert u graag over de kans van slagen en de wijze van inkleding van een dergelijk verzoek.