SFT ↔ xxx
vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton, Locatie Utrecht
zaaknummer: 689297 UV EXPL 10-153 HK/514 kort geding verstekvonnis d.d. 10 mei 2010 inzake
de stichting Stichting Sociaal Fonds Taxi,
gevestigd te Culemborg,
verder te noemen: de Stichting,
eisende partij,
gemachtigde: mr. drs. M.H.D. Vergouwen,
tegen:
verder te noemen: ,
gevestigd te ,
gedaagde partij.
L Het verloop van de procedure
De Stichting heeft in kort geding doen dagvaarden.
De zitting heeft plaatsgevonden op 4 mei 2010, in aanwezigheid van de Stichting en diens gemachtigde.
is niet verschenen. Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat tegen verstek is verleend.
2. De overwegingen van de kantonrechter
2.1 De Stichting vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van :
a. tot naleving van de CAO Taxivervoer, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,– per dag dat de overtreding voortduurt;
b. tot betaling van de SF-premie 2008 ad € 537,07, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 april 2010;
c. tot betaling van buitengerechtelijke kosten ad € 535,–, inclusief BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 april 2010;
d. tot betaling van de proceskosten.
2.2 De Stichting legt aan haar vordering ten grondslag dat zij door de werkgevers- en werknemersorganisaties in het leven is geroepen voor de controle van de nakoming van de CAO Taxivervoer en de CAO Taxivervoer Sociaal Fonds en dat zij gerechtigd is in en buiten
-1
rechte op te treden om de naleving hiervan te bewerkstelligen. De CAO’s zijn bij besluiten van respectievelijk 22 oktober 2007 en 17 februari 2004 algemeen verbindend verklaard en waren dit tot en met 31 december 2008. valt onder de werkingssfeer van deze CAO’s en is daaraan derhalve gebonden. Zij is haar verplichtingen op grond van deze CAO’s niet volledig nagekomen. De vordering onder a. heeft de Stichting in de dagvaarding gespecificeerd. Ter zitting heeft zij te kennen gegeven dat zij haar vordering beperkt tot de eerste twee genoemde punten van deze specificatie en over de periode tot en met 31 december 2008, nu de CAO’s daarna tot 7 april 2010 niet algemeen verbindend waren. De vordering onder a. luidt derhalve meer gespecificeerd als volgt:
1. dient kopieën over te leggen van de vakantiedagenregistratie (met vakantiedagen in tijd) vanaf 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008; en
2. dient betalingsbewijzen over de maanden oktober, november en december 2008 over te leggen.
2.3 Nu de Stichting heeft gesteld dat in het geheel niet heeft gereageerd op haar brieven en dat de werknemers van worden benadeeld door het handelen van , is de spoedeisendheid van de zaak voldoende gebleken.
2.4 Voor toewijzing van de voorlopige voorziening zoals door de Stichting wordt gevorderd, moet het in hoge mate waarschijnlijk zijn dat een gelijkluidende vordering in een te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen.
2.5 Nu geen verweer is gevoerd en de vorderingen onder a. en b. de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen, worden deze vorderingen toegewezen, met dien verstande dat aan de gevorderde dwangsom een maximum wordt gesteld van € 10.000,– van te verbeuren dwangsommen in totaal.
2.6 De Stichting heeft voorts een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten dient te worden gesteld en onderbouwd op grond waarvan deze verschuldigd zijn en voorts dat genoemde kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Daarbij hanteert de kantonrechter conform het rapport Voorwerk II het uitgangspunt dat het moet gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De Stichting heeft ten aanzien van voormelde criteria voldoende gesteld en onderbouwd om tot toewijzing van het gevorderde te kunnen overgaan. Wel ziet de kantonrechter aanleiding overeenkomstig artikel 242 Rv het bedrag aan kosten ambtshalve te matigen tot het bedrag dat, gelet op de tarieven volgens welke zodanige kosten aan de opdrachtgevers gewoonlijk in rekening warden gebracht, redelijk is. De kantonrechter volgt de staffel kantonrechters als bedoeld in het rapport Voorwerk II en komt tot toewijzing van een bedrag van € 178,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 april 2010.
2.7 wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van deze procedure aan de zijde van de Stichting. Deze kosten worden begroot op:
– explootkosten EUR 87,93
– vast recht EUR 298,00
– salaris gemachtigde EUR 400,00 (2 punten x tarief EUR 200,00)
Totaal EUR 785,93
Zaaknummer: 689297 UV EXPL 10-153 blad 3
3. De beslissing
De kantonrechter:
geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
beveelt om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan de Stichting over te leggen kopieën van de vakantiedagenregistratie (met vakantiedagen in tijd) vanaf 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008, alsmede betalingsbewijzen over de maanden oktober, november en december 2008, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,– per (gedeelte van een) dag dat de overtreding voortduurt, met een maximum van € 10.000,– aan te verbeuren dwangsommen in totaal;
veroordeelt om aan de Stichting tegen bewijs van kwijting te betalen € 715,57 met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 april 2010 tot de voldoening;
veroordeelt tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de Stichting, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op C 785,93, waarin begrepen 400,– aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Delft-Baas, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2010.