SNCU ↔ AKS (tussenvonnis)
vonnis
RECHTBANK ALMELO Sector Kanton
Locatie Enschede
Zaaknummer : 275.547 CV EXPL 5536/08 Uitspraak : 31 maart 2009
Vonnis in de zaak van:
de stichting STICHTING NALEVING CAO VOOR UITZENDKRACHTEN statutair gevestigd te Haarlemmermeer
eisende partij, hierna ook wel te noemen SNCU
gemachtigde: mr. drs. M.H.D. Vergouwen, advocaat te Amsterdam
tegen
de besloten vennootschap AKS B.V.
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Hengelo
gedaagde partij, hierna ook wel te noemen Aks
gemachtigde: mr, E. Bilgin, verbonden aan Rechtskundig Bureau Bilgin
I. Het verdere procesverloop:
Bij tussenvonnis van 25 november 2008 werd aan AKS opgedragen stukken in het geding te brengen als in het tussenvonnis aangegeven.
Aks heeft een akte genomen en daarbij producties overgelegd. SNCU heeft een antwoordakte genomen.
2. De beoordeling van het geschil:
21 Bij voornoemd tussenvonnis werd Aks opgedragen in het geding te brengen van 13 uitzendkrachten (of van alle uitzendkrachten als dat minder dan 13 zijn) met een geboortedatum die op of het dichtst in de buurt ligt van 30 juni:
– de schriftelijke arbeidsovereenkomsten, inclusief de uitzendbevestiging waarin is opgenomen functie, arbeidstijd en salariëring;
– afschriften van de loonspecificaties van januari 2006, of indien van toepassing van week 4 van 2006;
– afschriften van de loonspecificaties van juli 2006, of indien van toepassing van week 26 van 2006;
– afschriften van de loonspecificaties van januari 2007, of indien van toepassing van week 4 van 2007;
– afschriften of andersoortige bewijzen van de betaalbaarstellingen van de loonbetalingen volgens de loonspecificaties (kas, bank, giro);
– aan de uitzendkrachten geleverde en ingevuld terugontvangen
tijdverantwoordingsforrnulieren (werkbriefjes) overeenkomend met de perioden januari 2006 (of week 4) en juli 2006 (of week 26).
Indien een of meer betrokken werknemers gedurende de hiervoor genoemde periodes geen arbeid heeft verricht dienden de loonspecificaties van enige andere maand vanaf september 2005 te worden overgelegd.
Verder werd Aks opgedragen de premieloonsom voor het jaar 2006 op te geven, uitgesplitst in de bruto loonsom voor fase A, B en C uitzendkrachten.
2.2. Aks heeft van 13 uitzendkrachten de gevraagde loonspecificaties overgelegd en de uitgesplitste premieloonsom voor 2006 opgegeven. Volgens Aks kunnen geen schriftelijke arbeidsovereenkomsten, bewijzen van betaalbaarstelling van loon en werkbriefjes warden geproduceerd omdat de directeur van Aks in Turkije zijn dienstplicht vervult en hij de enige is die over deze gegevens beschikt.
2.3. In haar antwoordakte stelt SCNU dat zonder de ontbrekende gegevens controle niet mogelijk is. Al wel duidelijk is volgens SNCU dat Aks niet conform de CAO handelt. Een all in uurloon dat Aks zegt uit te betalen is niet toegestaan. SNCU betwijfelt of het vervullen van de dienstplicht van de directeur wel de reden is dat de ontbrekende gegevens niet worden overgelegd. In ieder geval ligt het in de risicosfeer van Aks als onderneming met een loonsom in 2006 van ruim C 800.000,—, dat zij op gerechtvaardigde informatieverzoeken niet adequaat kan reageren, Volgens SNCU saboteert Aks het onderzoek. Zij persisteert bij haar vorderingen en stelt zich op het standpunt dat thans eindvonnis dient te worden gewezen.
2.4. De kantonrechter is het met SNCU eens, dat, nu is gebleken dat ook in rechte de verlangde gegevens slechts gedeeltelijk zijn verstrekt en het verstrekken van de overige gegevens voor onbepaalde tijd door Aks op de lange baan worden geschoven, zo spoedig mogelijk eindvonnis dient te worden gewezen. De kantonrechter betwijfelt of Aks in staat zal blijken na terugkomst van haar directeur de ontbrekende gegevens wel volledig te produceren. Anderzijds is hij er niet van overtuigd dat Aks het onderzoek bewust saboteert, zoals SNCU stelt.
2.5. De kantonrechter heeft middels het tussenvonnis eerst nog maar eens een poging gewaagd om de verlangde gegevens boven water te krijgen, omdat de vordering om navolgende redenen problematisch is.
2.6. Art. 6:91 BW geeft als definitie van het boetebeding:
Ieder beding, waarbij is bepaald dat de schuldenaar, indien hij in de nakoming van zijn verbintenis tekortschiet, gehouden is een geldsom of andere prestatie te voldoen, ongeacht of zulks strekt tot vergoeding van schade of enkel tot aansporing om tot nakoming over te gaan.
In dit geval gaat het om een sanctie op niet naleving door een werkgever van een uit CAO voortvloeiende informatieplicht gebaseerd op art 6 van reglement II bij de CAO, waarvan het eerste lid luidt als volgt:
Indien een werkgever na ingebrekestelling door of namens de SNCU gedurende minstens veertien dagen nalatig blijft de vanwege de SNCU verzochte gegevens met betrekking tot de wijze waarop hij de CAO’s naleeft te verstrekken, dan wel onjuiste gegevens verstrekt, is hij
verplicht door dat enkele feit aan SNCU een forfaitaire schadevergoeding te betalen. SNCU kan besluiten geheel of gedeeltelijk af te zien van het innen van deze schadevergoeding indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven.
2.7. De kantonrechter is van oordeel, dat, hoewel SNCU de sanctie aanmerkt als een schadevergoeding, gelet op de definitie van het boetebeding in art. 6:91 BW en het gestelde in art. 6, lid 1 van reglement II, deze moet worden aangemerkt als een boete. De kantonrechter mag de sanctie dus op grond van art. 6:94 BW matigen, nu Aks daarom verzoekt. Blijkens productie 4 bij dagvaarding, kennelijk een beleidsnota van SNCU, gaat ook zij uit van rechterlijke bevoegdheid tot matiging. Op het voorblad dat handelt over de hoogte van de forfaitaire schadevergoeding bij niet meewerkende ondernemingen valt namelijk te lezen: De rechter zal de hoogte van de schadevergoeding waarschijnlijk matigen, maar de onderneming zal desondanks gestraft warden voor het niet meewerken.
2.8. Verder staat in desbetreffende stuk onder meer, toegesneden op situaties als in dit geding aan de orde:
Indien de werkgever niet aanlevert, wordt op grond van art. 5 van bedoeld reglement II in het laatste geval een ingebrekestelling aangetekend verzonden naar betrokken onderneming. Indien onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt, wordt de onderneming nog eenmaal verzocht binnen vijf werkdagen de juiste informatie of aanvullende informatie toe te sturen. Blijft de onderneming alsnog in gebreke, dan zal een verbeuring plaatsvinden van de in de aanmaning opgenomen schadevergoeding. Deze zal middels gerechtelijke weg gevorderd worden.
2.9. Dit laatste citaat brengt de kantonrechter bij het tweede en meest fundamentele probleem met betrekking tot de ingestelde vordering. Naar hij begrijpt is het beleid dat, als een onderneming niet tot het verstrekken van gegevens valt te bewegen, de forfaitaire schadevergoeding daarvoor in de plaats treedt, er van uitgaande dat de tekortschietende onderneming iets te verbergen heeft. Dat is conform art. 6:92, lid 1, BW, waarin wordt bepaald dat de schuldeiser geen nakoming kan vorderen, zowel van het boetebeding als van de verbintenis waaraan het boetebeding verbonden is. Dat is nu juist wat SNCU doet door in het eerste onderdeel van haar vordering overlegging van de stukken zoals gespecificeerd in haar brief van 15 februari 2006 te vorderen en in het tweede onderdeel de forfaitaire schadevergoeding.
2.10. De kantonrechter zal SNCU opdragen om zich bij akte uit te laten over wat zij verkiest, nakoming vorderen, of de eventueel door de rechter gematigde schadevergoeding. Terzijde wijst de kantonrechter er op dat matiging slechts is toegestaan indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist.
2.11. In afwachting van de door SNCU te nemen akte zullen alle verdere beslissingen warden aangehouden.
3. Rechtdoende:
Draagt SNCU op bij zich bij akte ter terechtzitting van 28 april 2009 uit te laten of zij van Aks nakoming wenst te vorderen als bedoeld onder punt I van haar vordering, ofwel de forfaitaire schadevergoeding als bedoeld onder punt II van haar vordering, nu het toewijzen van beide vorderingen niet mogelijk is, ambtshalve peremptoir.
Houdt alle verdere beslissingen aan.
Dit vonnis is gewezen te Enschede door mr. H.J. Vos, kantonrechter, en op 31 maart 2009 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.