SNCU ↔ Fudala
vonnis
RECHTBANK `s-HERTOGENBOSCH
DE KANTONRECHTER TE EINDHOVEN
Zaaknummer : 698126
Rolnummer : 10-.6582
Uitspraak : 3 februari 2011
Type :BB Coll
In de zaak van:
de stichting Stichting Naleving CAO Voor Uitzendkrachten, gevestigd te Haarlemmermeer,
eiseres,
gemachtigde: mr. drs. M.H.D. Vergouwen,
tegen:
h.o.d.n. Uitzendbureau Fudala, wonende te 1,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.G. van Moll,
heeft de kantonrechter het navolgende vonnis gewezen.
- 1. Het verloop van het geding
1.1. Dit blijkt uit:
de dagvaarding, met producties;
de aantekeningen van mondeling antwoord, met producties;
de aantekeningen van de griffier met betrekking tot het besprokene tijdens de comparitie van partijen op 26 augustus 2010;
de akte van de zijde van gedaagde, met producties;
de akte uitlating producties van de zijde van eiseres.
2.1. Partijen worden hierna mede aangeduid als SNCU en Fudala.
- 2. Het geschil en de beoordeling ervan
2.1. SNCU vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. veroordeling van Fudala tot naleving van de CAO voor de Uitzendkrachten en de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche en meer precies tot overlegging van de stukken zoals gespecificeerd in de brief van SNCU van 26 januari 2010 die als productie 5 bij dagvaarding is overgelegd;
11. veroordeling van Fudala tot betaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
SNCU van een bedrag van E 100.000,– als forfaitaire schadevergoeding
vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeling van Fudala tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van e 1.785,– inclusief btw vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeling van Fudala in de proceskosten.
2.2. SNCU legt samengevat aan haar vorderingen ten grondslag dat zij belast is met de controle op de naleving van de algemeen verbindend verklaarde CAO voor Uitzendkrachten en de algemeen verbindend verklaarde CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche. Bij reglement is een Commissie Naleving CAO voor Uitzendkrachten (CNCU) ingesteld aan welke commissie SNCU een deel van de bevoegdheden heeft overgedragen. Het bedrijf van
valt onder de werkingssfeer van de hiervoor genoemde algemeen verbindend verklaarde CAO’s. Volgens SNCU heeft Fudala ondanks meerdere aanmaningen en
• •
sommaties geweigerd afschriften van een selectie van administratieve bescheiden aan te leveren zoals bedoeld in artikel 4 lid 2 van haar reglement (11). Omdat Fudala nalatig is gebleven de door SNCU verzochte gegevens te verstrekken, is zij door dat enkele feit conform artikel 6 van het reglement (II) verplicht aan SNCU een forfaitaire schadevergoeding te betalen. Bij niet meewerkende ondernemingen, zoals die van
wordt deze forfaitaire schadevergoeding standaard bepaald op het maximum van e 100000,- omdat er in die gevallen geen onderzoeksmogelijkheid bestaat en daarmee ook geen mogelijkheid om de gegevens vast te stellen die nodig zijn voor een schadeberekening volgens de staffel. Toekenning van een lager bedrag aan forfaitaire schadevergoeding zou werkgevers in de verleiding kunnen brengen te volstaan met betaling van een lage boete in combinatie met de voortzetting van hun lucratieve niet CAO conforme werkwijze, aldus SNCU.
Naast een veroordeling van Fudala tot het verstrekken van de stukken zoals gespecificeerd in de brief van SNCU van 26 januari 2010 en tot betaling van C 100.000,– aan forfaitaire schadevergoeding, maakt SNCU op grond van artikel 696 van het Burgerlijk Wetboek aanspraak op e 1.785,– wegens buitengerechtelijke incassokosten conform het staffeltarief van de kantonrechters inclusief voor haar niet verrekenbare btw.
2.3. heeft aanvankelijk ten verwere aangevoerd dat het uitzendbureau waar het hier
om gaat wel op haar naam stond, maar gerund werd door haar ex-partner. Zij heeft een brief overgelegd van A. Ustun van Steunpunt Huiselijk Geweld Eindhoven/De Kempen waarin kort gezegd staat vermeld dat Fudala het slachtoffer is geworden van haar ex-partner, de heer
2.4. Nadat SNCU dit verweer van Fudala in twijfel had getrokken omdat het volgens SNCU
zelf is geweest die post van de onderneming bij het postkantoor zou hebben opgehaald, is Fudala op dit aanvankelijk gevoerde verweer niet meer teruggekomen. SNCU heeft tevens onweersproken gesteld dat Fudala en de heer samen bij een eindgesprek bij de Belastingdienst aanwezig zijn geweest naar aanleiding van een boekenonderzoek dat had plaatsgevonden. Nu Fudala na de comparitie van partijen niet meer op haar aanvankelijk gevoerde verweer is teruggekomen en SNCU het voldoende heeft weersproken, is de kantonrechter van oordeel dat het moet worden verworpen.
2.5. Fudala heeft tevens ten verwere aangevoerd dat zij medewerking heeft willen verlenen aan het onderzoek door SNCU en dat zij haar boekhouder de heer daartoe ook opdracht heeft gegeven, maar dat deze niet in staat is geweest de gevraagde gegevens over te
leggen vanwege het lopende boekenonderzoek door de Belastingdienst. Fudala stelt dat haar boekhouder dit zowel schriftelijk als mondeling aan SNCU heeft gecommuniceerd en dat de gevraagde stukken uiteindelijk bij schrijven van 9 september 2010 en 29 oktober 2010 alsnog aan SNCU zijn verstrekt. Toewijzing van de gevorderde forfaitaire boete van e 100.000,– zou volgens Fudala in dit geval tot een onaanvaardbaar resultaat leiden zodat het bedrag volgens haar in ieder geval dient te worden gematigd. Fudala betwist voorts dat zij buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is.
2.6. Volgens SNCU heeft Fudala geen medewerking willen verlenen en heeft zij • voorafgaand aan de onderhavige procedure niet gereageerd op brieven. De door Fudala overgelegde brief van haar boekhouder d.d. 29 maart 2010 is noch door SNCU noch door haar raadsman ontvangen. Volgens SNCU is pas na het uitbrengen van de dagvaarding met de boekhouder van Fudala contact geweest maar zijn de gevraagde gegevens nog altijd niet verstrekt Volgens SNCU was er tussen de laatste sommatie van haar raadsman d.d. 24 maart 2010 en het uitbrengen van de dagvaarding op 10 juni 2010 ruimschoots gelegenheid om van de Belastingdienst terugontvangen bescheiden te doen toekomen. Volgens SNCU blijkt uit het onderzoek van de Belastingdienst zelfs dat helemaal geen bescheiden zijn meegenomen, maar dat het onderzoek ten kantore van de adviseur van Fudala is uitgevoerd. Tot slot stelt SNCU dat de Belastingdienst nooit een gehele administratie meeneemt en dat voor Fudala daarom altijd de mogelijkheid heeft bestaan om schriftelijke arbeidsovereenkomsten over te leggen die blijkens het rapport van de Belastingdienst wel zijn opgesteld en die op grond van de wet bij de onderneming aanwezig moeten blijven. Volgens SNCU zijn uiteindelijk enkel het rapport van de Belastingdienst en enkele salarisspecificaties uit de periode juli tot en met augustus 2008 door Fudala overgelegd. Het is volgens SNCU evident dat met de overgelegde bescheiden niet aan het eerdere verzoek in de brief van 26 januari 2010 is voldaan. Het is volgens SNCU voor haar niet mogelijk om gebruik te maken van haar eigen matigingsbevoegdheid nu Fudala stelselmatig weigert mee te werken aan eenvoudige verzoeken tot overlegging van delen van de administratie die blijkens het rapport van de Belastdienst aanwezig zijn. Pas indien alle gegevens zijn verstrekt kan volgens SNCU matiging van de schadevordering aan de orde komen.
2.7. De kantonrechter is van oordeel dat inderdaad niet is gebleken dat Fudala voldoende medewerking heeft verleend aan het verstrekken van de door SNCU gevraagde gegevens zoals vermeld in de brief van 26 januari 2010 (productie 5 dagvaarding). Zo heeft Fudala gesteld noch aangetoond dat zij SNCU inzage heeft gegeven in de schriftelijk opgemaakte arbeidsovereenkomsten, de gevraagde afschriften van loonspecificaties, werkbriefjes en verlofadministratie. Met het door Fudala in deze procedure overgelegde rapport van het door de Belastingdienst uitgevoerde boekenonderzoek wordt onvoldoende inzicht gegeven in door SNCU verlangde gegevens. Dat Fudala in de periode vanaf 26 januari 2010 tot eind maart 2010 niet in staat zou zijn geweest de gevraagde gegevens aan te leveren heeft zij wel gesteld maar onvoldoende aannemelijk gemaakt nu uit het door Fudala overgelegde rapport blijkt dat het boekenonderzoek ten kantore van haar adviseur heeft plaatsgevonden. Dat Fudala na maart 2010 niet in staat was de gevraagde stukken aan SNCU te verstrekken heeft zij ook niet aannemelijk gemaakt. Het had naar het oordeel van de kantonrechter in ieder geval na de datum van het rapport van de Belastindienst (9 september 2010) op de weg van Fudala gelegen om aan SNCU openheid van zaken te geven. Zij had ook in de onderhavige procedure de gevraagde gegevens alsnog in het geding kunnen brengen. Nu Fudala dat niet heeft gedaan moet het er dan ook voor worden gehouden dat zij onvoldoende medewerking heeft verleend. Het is begrijpelijk dat op grond van het rapport van de Belastindienst bij SNCU het vermoeden dat de CAO voor Uitzendkrachten door Fudala niet is nageleefd wordt
Zaaknummer: 698126 blad 4
bevestigd. Bij deze stand van zaken is er onvoldoende aanleiding om het maximale forfaitaire bedrag aan schadevergoeding te matigen. Er bestaat nu immers geen mogelijkheid voor SNCU om te onderzoeken of, en zo ja op welke schaal, Fudala in strijd met de CAO’s heeft gehandeld en daarmee kan ook niet met zekerheid worden geoordeeld dat toewijzing van de schadevordering in dit geval tot een onaanvaardbaar resultaat zal leiden. Er is naar het oordeel van de kantonrechter pas aanleiding tot matiging indien alle gevraagde gegevens aan SNCU zijn verstrekt en SNCU zich op basis daarvan een beeld heeft kunnen vormen van de werkelijke schade. SNCU heeft zich in dat geval ook tot matiging bereid verklaard.
2.8. Op grond van het voorgaande zijn de onder! en 11 geformuleerde vorderingen toewijsbaar.
2.9. SNCU vordert tevens een vergoeding wegens buitengerechtelijke incassokosten. Ter adstructie van die vordering heeft zij erop gewezen dat zij aanmaningen heeft gezonden. Die aanmaningen bevinden zich bij de stukken. SNCU vordert een bedrag van 1.785,– inclusief btw en zoekt daarvoor aansluiting bij het rapport Voorwerk 11. Dat rapport vergt evenwel dat het dient te gaan om verrichtingen die meer omvatten dan alleen een enkele herhaalde sommatie of het enkel doen van een – niet aanvaard – schikkingsvoorsel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op de gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Aan dit vereiste voldoen de door SNCU gestelde – en de door de in het geding gebrachte aanmaningen onderbouwde – werkzaamheden niet. Dit onderdeel van de vordering wordt daarom afgewezen.
2.10. Fudala wordt gelet op het voorgaande overwegend in het ongelijk gesteld en daarom in de proceskosten veroordeeld.
3. De beslissing De kantonrechter:
veroordeelt Fudala tot naleving van de CAO voor de Uitzendkrachten en de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche, meer precies tot overlegging van de stukken zoals gespecificeerd in de brief van SNCU van 26 januari 2010 die als productie 5 bij dagvaarding is overgelegd;
veroordeelt Fudala om aan SNCU te voldoen de somma van e 100.000,– wegens forfaitaire schadevergoeding vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag der dagvaarding (10 juni 2010) tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt Fudala in de kosten van het geding, aan de zijde van SNCU gevallen en tot op heden begroot op E 87,93 wegens dagvaardingskosten, E 208,– wegens griffierecht en E 1.750,– wegens gemachtigdensalaris (niet met btw belast);
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. W.E.M. Leclercq, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 februari 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.