SNCU ↔ HMS
vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector kanton
Locatie Rotterdam
zaaknummer: 922707\ CV EXPL 08-34313 uitspraak: 20 februari 2009
vonnis
in de zaak van
de stichting
Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten, woonplaats: Haarlemmermeer,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 8 september 2008, gemachtigde: mr.drs. M.H.D. Vergouwen te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HMS Uitzendbureau B.V.,
woonplaats: Ridderkerk,
gedaagde,
vertegenwoordigd door K.J. Hartman.
Het verloop van het proces
De kantonrechter heeft kennisgenomen van: – de dagvaarding met producties;
– de conclusie van antwoord.
Ingevolge het tussenvonnis van 17 oktober 2008 is op 25 november 2008 een comparitie van partijen gehouden. Daartoe is eiseres verschenen bij mevrouw J. Zuidam, juridisch adviseur bij de Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten, vergezeld door de gemachtigde. Gedaagde is niet verschenen. Van het ter zitting verhandelde is proces-verbaal opgemaakt.
De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
De vordering
T. Eiseres – hierna te noemen SNCU – vordert bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
gedaagde te veroordelen tot naleving van de CAO voor Uitzendkrachten en de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche en meer precies tot overlegging van de stukken zoals gespecificeerd in de brief van eiseres van 24 januari 2008, zulks met dien verstande dat de controleperiode wordt verlegd naar oktober 2006 tot en met heden; gedaagde te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te voldoen de somma van € 100.000,– te vermeerderen met de wettelijke rente;
gedaagde te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ad € 1.785,–.
Zaaknummer: 922707 1 CV EXPL 08-34313
De SNCU stelt dat gedaagde een uitzendbureau met acht werknemers heeft. Het bedrijf van gedaagde valt binnen de werkingssfeer van de algemeen bindend verklaarde CAO voor Uitzendkrachten 2004/2009. Tot de belangrijkste taken van de SNCU behoort het geven van voorlichting en informatie en het toezien op een correcte naleving van de CAO. Ten behoeve van deze laatste taak worden sinds het najaar van 2005 steeds vaker controles gehouden.
Naast de CAO voor Uitzendkrachten bestaat er ook de algemeen bindend verklaarde CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche. Het bedrijf van gedaagde valt gezien haar activiteiten ook onder de werking van deze CAO.
Conform artikel 7 lid 4 van de statuten van de SNCU is een deel van haar bevoegdheden overgedragen aan de Commissie Naleving CAO voor Uitzendkrachten – hierna te noemen de CNCU. De oprichting en doelbepaling van de CNCU is omschreven in het reglement. De CNCU kent het houden van toezicht op de naleving van de CAO’s als haar specifieke doel.
De werkgever is, conform dit reglement, verplicht in redelijkheid de inlichtingen te verschaffen die de CNCU voor een goede uitvoering van de regeling noodzakelijk acht. Aan cie hand van de door werkgever inzichtelijke en deugdelijke loon- en arbeidstijden- administratie kan de werkgever aantonen dat hij de CAO’s naar behoren naleeft.
Op 24 januari 2008 is het onderzoek naar de onderneming van gedaagde gestart. Op deze datum is namens de SNCU gedaagde verzocht schriftelijk afschriften van een selectie van administratieve bescheiden aan te leveren. Hierop heeft gedaagde niet gereageerd. Bij brief van 14 maart 2008 heeft de SNCU gedaagde gesommeerd onder gelijktijdige ingebrekestelling. De SNCU heeft daarbij aangekondigd te zullen overgaan tot het incasseren van de forfaitaire boete van € 100.000.–, indien gedaagde niet alsnog binnen 14 dagen zou overgaan tot overlegging van de gevraagde stukken.
In reactie op de brief van 14 maart 2008 heeft gedaagde medegedeeld dat haar boekhouder de loonstroken zo spoedig mogelijk zou overleggen. Ze zou echter niet de volledige loonadministratie over 2006 kunnen overleggen, vanwege conflicten van de huidige eigenaar, eigenaar sedert 23 oktober 2006, met de voorgaande eigenaar.
Om gedaagde tegemoet te komen is de SNCU akkoord gegaan met de gegevens vanaf
1 oktober 2006. Mocht blijken dat er geheel CAO conform gewerkt wordt, zal de SNCU afzien van verdere controle van vóór datum overname. Hieraan heeft gedaagde niet voldaan. De conclusie lijkt dan ook gerechtvaardigd dat, ongeacht hetgeen in het kader van de overname is geschied op of na oktober 2006, ook daarna geen deugdelijke administratie is gevoerd, waardoor geen deugdelijke controle mogelijk is met betrekking tot de naleving van de CAO. Reden waarom NSCU de forfaitaire boete van € 100.000,– vordert.
2. Gedaagde heeft verweer gevoerd waarop, voor zover relevant, bij de beoordeling zal worden ingegaan.
De beoordeling
Gedaagde is niet ter comparitie verschenen om haar verweer toe te lichten. Nu gedaagde de toepasselijkheid van de CAO’s en de verschuldigdheid of de hoogte van de forfaitaire boete niet heeft betwist en uit de in het geding gebrachte stukken genoegzaam gebleken is dat gedaagde herhaaldelijk gewezen is op haar verplichtingen, is de vordering van de SNCU toewijsbaar.
Zaaknummer: 922707\ CV EXPL 08-34313
3
De SNCU heeft een vergoeding van buitengerechtelijke kosten gevorderd en daartoe gesteld, dat deze bedongen zijn en daadwerkelijk zijn gemaakt. Deze stellingname is door gedaagden onweersproken gebleven. De vordering ter zake van de buitengerechtelijke kosten zal dan ook worden toegewezen.
De gevorderde wettelijke rente wordt als niet weersproken en gegrond op de wet eveneens toegewezen.
De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde tot naleving van de CAO voor Uitzendkrachten en de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche en meer precies tot overlegging van de stukken zoals gespecificeerd in de brief van de SNCU van 24 januari 2008, zulks met dien verstande dat de controleperiode wordt verlegd naar oktober 2006 tot de dag der dagvaarding;
veroordeelt gedaagde om aan de SNCU tegen kwijting te betalen E 100.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119a BW vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van eiseres vastgesteld op E 273,25 aan verschotten en €1.400,– aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin en uitgesproken ter openbare ,–réfecht zitting.
199 (Ak\
iiitgegevgn \Icor er…:’:…..grossr.„ aan