SNCU ↔ WIE Uitzendbureau BV
RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 494728 CV EXPL 11- 2826 Vonnis d.d. 12 januari 2012
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid WIE Uitzendbureau B.V., gevestigd en kantoorhoudende te (9723 JC) Groningen, Stavangerweg 23-22, oppossant, hierna WIE te noemen,
gemachtigde: mr. M. Schuring, advocaat ten kantore van Tiebout Advocaten, gevestigd te Groningen,
tegen
_ de stichting Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten, statutair gevestigd te Haarlemmermeer,
te dezer zake woonplaats kiezende te Amsterdam, Sophialaan 33, geopposeerde, hierna de stichting te noemen,
gemachtigde: mr. drs. M.H.D. Vergouwen, advocaat te Amsterdam.
PROCESGANG
Bij verstekvonnis van de rechtbank Groningen, sector kanton, locatie Groningen, gewezen op 14 oktober 2010 onder zaak/rolnummer 472747 CV EXPL 10-16310 is WIE veroordeeld tot naleving van de CAO voor de Uitzendkrachten en de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche en meer precies tot overlegging van de stukken, zoals gespecificeerd in de brief van de stichting van 18 mei 2010, als overgelegd als productie 5 bij de dagvaarding. Voorts is WIE veroordeeld om tegen bewijs van kwijting aan de stichting te voldoen € 101.785,00, één en ander vermeerderd met rente en proceskosten.
WIE is bij dagvaarding van 16 februari 2011 van voormeld vonnis in verzet gekomen en heeft gevorderd haar van de daarbij uitgesproken veroordeling tot betaling van e 101.785,00, alsmede de wettelijke rente over € 100.000,00 vanaf 13 september 2010 tot de dag der algehele voldoening, en de proceskosten te ontheffen en de stichting in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren althans haar deze te ontzeggen, met veroordeling van de stichting in de kosten van deze verzetprocedure.
De kantonrechter heeft vervolgens een comparitie van partijen gelast. Deze is in aanwezigheid van partijen (WIE deugdelijk vertegenwoordigd door haar statutair directeur S. Kamps en de stichting door G. Ayerdon) gehouden op 18 april 2011. Partijen werden bijgestaan door hun gemachtigde. Beide partijen hebben voorafgaand aan de mondelinge behandeling stukken in het geding gebracht. Door de griffier is aantekening gehouden van het verhandelde ter zitting.
– Nadien hebben beide partijen nog een akte genomen.
– Ten slotte is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak is vastgesteld op heden. OVERWEGINGEN
- 1. De vaststaande feiten
1.1. Vanaf het najaar in 2005 vindt er in de uitzendbranche controle plaats op de naleving van de Cao voor Uitzendkrachten. De stichting is in februari 2004 opgericht door werknemersorganisaties en de werkgeversorganisaties in de uitzendbranche. De stichting is in het leven geroepen om activiteiten te bevorderen die gericht zijn op het creëren van goede arbeidsverhoudingen in deze bedrijfstak. De belangrijkste taken voor de stichting bestaan uit het geven van voorlichting en informatie, alsmede het toezien op een correcte naleving van de cao. De stichting heeft een deel van haar bevoegdheden overgedragen aan een bij reglement ingestelde Commissie Naleving Cao voor Uitzendkrachten (CNCU).
1.2. De stichting heeft vanaf 18 mei 2010 onderzoek verricht naar de onderneming van WIE. Ondanks meerdere verzoeken en aanmaningen om bescheiden aan te leveren, heeft WIE hieraan niet voldaan. Ingevolge artikel 6 van het geldende reglement (II) heeft de stichting WIE daarom aansprakelijk gesteld voor betaling van een forfaitaire schadevergoeding van C 100.000,00. WIE heeft deze vergoeding niet betaald.
- 2. De standpunten van partijen
2.1 De stichting heeft in de oorspronkelijke dagvaarding kort gezegd aan haar vordering ten grondslag gelegd dat WIE heeft verzuimd haar medewerking te verlenen aan het onderzoek naar de correcte naleving van de cao’s voor uitzendkrachten door niet aan de informatieplicht te voldoen. Daarom is WIE op grond van artikel 6 van het reglement CNCU een forfaitaire schadevergoeding aan de stichting verschuldigd. Bij niet meewerkende ondernemingen is deze bepaald op een bedrag van € 100.000,00.
2.2. WIE heeft als verweer aangevoerd dat de onderneming enkel is ingeschreven in het handelsregister, maar dat nog geen sprake is geweest van activiteiten in de zin van het uitzenden van personeel. Gelet op artikel 2 van de cao’s valt WIE daarom niet onder de werkingssfeer daarvan. De stichting is hierover door WIE geïnformeerd bij fax van 25 mei 2010 en brief van 22 juni 2010.
- 3. De beoordeling
3.1.Na afloop van de mondelinge behandeling is WIE in de gelegenheid gesteld stukken in het geding te brengen waaruit kan worden afgeleid dat de onderneming niet actief is geweest in de periode dat de stichting onderzoek verrichtte. Bij akte van 21 juli 2011 heeft WIE van die gelegenheid gebruik gemaakt door overlegging van financiële stukken en verklaringen van haar accountant.
3.2. De stichting heeft naar aanleiding van de door WIE bij akte overgelegde stukken laten weten (uit coulance) afstand te doen van haar vorderingen uit hoofde van de naleving van de cao’s. Zij handhaaft evenwel haar vordering met betrekking tot de proceskosten. Daartoe heeft zij gesteld dat zij ten gevolge van het handelen van WIE nodeloos kosten heeft moeten maken. Eerst bij akte na tussenvonnis heeft WIE immers inzage gegeven in haar administratie.
3.3. De kantonrechter overweegt met betrekking tot de proceskosten als volgt. WIE heeft gesteld dat zij de stichting bij fax en brief van respectievelijk 25 mei 2010 en 22 juni 2010 heeft geïnformeerd over het feit dat haar onderneming geen personeel uitzendt. De stichting betwist echter dat WIE heeft gereageerd naar aanleiding van haar aanschrijvingen.
3.4. De kantonrechter is in het licht van de gemotiveerde betwisting van de stichting van oordeel dat het overleggen van de fax van 25 mei 2010, zonder verzendbewijs, en de brief van 22 juni 2010, waarvan niet is gebleken dat deze aangetekend is verstuurd, onvoldoende is om vast te kunnen stellen dat deze de stichting ook daadwerkelijk hebben bereikt. Nu WIE op dit punt geen ander bewijs heeft geleverd of aangeboden dient er daarom in rechte van te worden uitgegaan dat WIE niet heeft gereageerd op de aanschrijvingen van de stichting. Dit brengt de conclusie mee dat het aan WIE zelf te wijten is dat zij in rechte is betrokken en ook dat zij de stichting nodeloos met de ter zake gemoeide kosten heeft belast. Zij zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter acht termen aanwezig om het daaronder begrepen salaris voor de gemachtigde te bepalen op het bedrag als hierna vermeld.
BESLISSING
De kantonrechter:
– vernietigt het op 14 oktober 2010 door de kantonrechter te Groningen tussen partijen onder zaak-/rolnummer 472747 CV EXPL 10-16310 gewezen verstekvonnis; en opnieuw rechtdoende:
– verstaat dat de stichting afstand doet van haar vordering betreffende de naleving van de CAO voor Uitzendkrachten en de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche;
– veroordeelt WIE in de kosten van zowel de verstek- als de verzetprocedure, aan de zijde
van de stichting tot aan deze uitspraak vastgesteld op C 208,00 aan griffierecht, E 91,32 aan explootkosten en € 750,00 voor salaris van de gemachtigde;
– verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
ontzegt het meer of anders gevorderde.
Dit vonni5..i-s-g–Wezen door mr. A. Fokkema, kantonrechter, en op 12 januari 2012 uitgp.srífoke er openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
, typ: mb
Creri,;_en
77 vo:- _,. – -• –..,_ ,..,
‘ .e avek aan:ppep , 2 JAN. 21r7