Bezwaar opname DNA minderjarige gegrond verklaard
BESCHIKKING
op het bezwaarschrift ex artikel 7 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden (hierna: de Wet) van:
XXX,
geboren te,
wonende op het adres,
te dezen woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman, mr. P.R. de Korte, Sophialaan 33, 1075 BL te Amsterdam,
verder te noemen veroordeelde.
Procesgang
Het bezwaarschrift is op 20 september 2013 bij akte ter griffie van deze rechtbank ingediend.
De rechtbank heeft op 27 november 2013 veroordeelde, mr. I. Appel namens mr. P.R. de Korte en de officier van justitie in besloten raadkamer gehoord.
Beoordeling
Uit de stukken van het dossier en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
Bij bevel van 5 juni 2013 heeft de officier van justitie bepaald dat van veroordeelde celmateriaal zal worden afgenomen ter bepaling en verwerking van zijn DNA-profiel.
Op 18 september 2013 is het celmateriaal van veroordeelde afgenomen. Het bezwaarschrift is op 20 september 2013 ter griffie van deze rechtbank ingediend, derhalve binnen de in artikel 7 van de Wet genoemde termijn van veertien dagen. Veroordeelde kan in zoverre worden ontvangen in zijn bezwaar.
Als grondslag van het bevel heeft gediend het vonnis van de rechtbank te Amsterdam van 30 november 2012, waarbij veroordeelde ter zake van schuldheling en wederspannigheid (artikelen 417 bis jo 180 van het Wetboek van Strafrecht (Sr)) is veroordeeld tot een werkstraf van 32 uren. In hoger beroep is veroordeelde echter bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 11 april 2013, schuldig verklaard zonder de oplegging van straf of maatregel (Artikel 9a Sr).
Standpunten
Het bezwaarschrift is gericht tegen het bepalen van het DNA-profiel van veroordeelde en de opname daarvan in de DNA-databank. De raadsman van veroordeelde heeft in raadkamer aangevoerd dat het bevel d.d. 5 juni 2013 ten onrechte is gegeven, nu het gerechtshof Amsterdam op 11 april 2013 schuldig heeft verklaard zonder de oplegging van straf of maatregel, in de zin van artikel 9a Sr, welke uitspraak thans onherroepelijk is. Derhalve is cliënt niet aan te merken als een veroordeelde in de zin van artikel 1 sub c. Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. De raadsman is gelet hierop van oordeel dat het bepalen en verwerken van het DNA-profiel niet had mogen plaatsvinden. Verzocht wordt het bezwaar gegrond te verklaren en het celmateriaal terstond te vernietigen.
De officier van justitie onderschrijft het standpunt van de raadsman en stelt zich op het standpunt dat het bezwaarschrift gegrond dient te worden verklaard.
De rechtbank overweegt het volgende.
Wettelijk kader
Artikel 1 sub c, van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden definieert een veroordeelde als volgt:
een persoon die al dan niet onherroepelijk is veroordeeld tot een straf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, onderdeel 1° of 3°, van het Wetboek van Strafrecht, een straf als bedoeld in artikel 77h, eerste lid, onder a, van dat wetboek, voor zover het de jeugddetentie of taakstraf betreft, of een straf als bedoeld in artikel 6, onder a, van het Wetboek van Militair Strafrecht dan wel tot een maatregel als bedoeld in artikel 37, 37a juncto 37b of 38, 38m of 77s van het Wetboek van Strafrecht.
Aan veroordeelde is in hoger beroep, voorafgaand aan het bevel tot afname van de officier van justitie, geen een taakstraf, gevangenisstraf of specifieke maatregel opgelegd. Nu Artikel 9a Sr in bovengenoemd artikel van de Wet niet expliciet wordt genoemd, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden gesproken van een veroordeelde in de zin van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden.
Dit betekent dat het bevel onterecht is gegeven.
Nu aan de voorwaarde zoals bedoeld artikel 1, onder c. van de Wet niet is voldaan, komt de rechtbank tot de volgende conclusie.
Beslissing
De rechtbank verklaart het bezwaar GEGROND en beveelt de officier van justitie ervoor zorg te dragen dat het celmateriaal van veroordeelde terstond zal worden vernietigd.
Deze beslissing is op 27 november 2013 gegeven en in het openbaar uitgesproken doormr. P.B. Martens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.M.E. Leyten, griffier.