OM ↔ Verdachte XXX
LJN: BZ9337, Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden , 21-004052-12
Datum uitspraak: 15-02-2013
Datum publicatie: 03-05-2013
Rechtsgebied: Straf
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Tent van verdachte in Occupy kamp wordt aangemerkt als woning. Nu er zonder toestemming van de rechter-commissaris of officier van justitie is doorzocht, is het aangetroffen bewijs (een hamer) onrechtmatig verkregen en zal dit worden uitgesloten. De vaststelling dat het aangetroffen mes niet overeenkomstig de Aanwijzing inbeslagneming in beslag is genomen, houdt voldoende bevrediging in van het geschonden rechtsbelang. De aangetroffen hamer is uitgesloten van bewijs maar op grond van andere zich in het dossier bevindende stukken kan naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend worden vastgesteld dat verdachte heeft geslagen met een hamer. Het verweer van de raadsman dat vastgesteld dient te worden met wat voor hamer er is geslagen, nu de grootte en zwaarte van de hamer van belang zijn voor het al dan niet kunnen aannemen van een poging tot doodslag, wordt verworpen. Geslaagd beroep op noodweer bij het geven van twee slagen met een hamer op het hoofd van aangever.
Vindplaats(en): Rechtspraak.nl
Uitspraak
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004052-12
Uitspraak d.d.: 15 februari 2013
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van 24 september 2012 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Kaapverdië) op [1968],
verblijvende te [woonplaats], [adres].
Raadsman: mr. I. Appel.
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 1 februari 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. I. Appel, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging – tenlastegelegd dat:
Primair:
hij op of omstreeks 5 maart 2012 te [plaats], althans in het arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] één of meermalen met een moker of hamer, althans met een hard voorwerp, op de (linker)slaap, althans in/tegen en/of in de richting van het gezicht en/of hoofd, heeft geslagen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 5 maart 2012 te [plaats], althans in het arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] één of meermalen met een moker of hamer, althans met een hard voorwerp, op de (linker)slaap, althans in/tegen en/of in de richting van het gezicht en/of hoofd heeft geslagen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Meer subsidiair:
hij op of omstreeks 5 maart 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] één of meermalen met een moker of hamer, althans met een hard voorwerp, heeft geslagen op zijn (linker)slaap, althans in/tegen en/of in de richting van zijn gezicht en/of hoofd, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Ten aanzien van de gestelde vormverzuimen
De raadsman heeft bepleit dat de tent waarin verdachte verbleef op het Occupy kamp, moet worden aangemerkt als zijn woning. Nu de officier van justitie noch de rechter-commissaris de woning met toestemming hebben doorzocht, is de hamer die is gevonden onrechtmatig verkregen en dient deze uitgesloten te worden van bewijs.
Daarnaast is verdachte in zijn verdediging geschaad nu hem de mogelijkheid is ontnomen om zijn verdediging in volle omvang vorm te geven, nu het onder aangever aangetroffen mes niet overeenkomstig de Aanwijzing inbeslagneming in beslag is genomen. Hierdoor is aan de verdediging de kans ontnomen het verweer van verdachte, namelijk dat hij het aangetroffen mes in het geheel nooit heeft vastgehad, te staven met een uitgevoerd sporenonderzoek.
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat de tent waarin de hamer is aangetroffen van iedereen was, en dat de aangetroffen hamer door iedereen werd gebruikt.
Het aangetroffen mes was door contaminatie niet meer geschikt voor onderzoek. Bij het onderzoek dat toch heeft plaatsgehad zijn in elk geval geen sporen van de verdachte aangetroffen.
Het hof stelt vast dat uit het dossier niet eenduidig naar voren komt of verdachte in de tent in het Occupy kamp, waar de hamer in beslag is genomen, woonde. Het hof zal daar in het voordeel van verdachte van uitgaan en derhalve, nu er tevoren geen toestemming was verkregen door de rechter-commissaris of de officier van justitie voor de doorzoeking, de doorzoeking van de tent als onrechtmatig aanmerken. De in de tent aangetroffen hamer moet daarom worden uitgesloten van het bewijs.
Gelet op de stukken zal het hof de verklaring van verdachte, te weten dat hij geen mes in zijn handen heeft gehad, volgen. Het hof wordt gesterkt in deze gedachte gelet op het gegeven dat verdachte bezig was haringen in de grond te slaan, waarbij hij in een van zijn handen een hamer vasthield. Naar het oordeel van het hof houdt de vaststelling van de schending van het vormvoorschrift voldoende bevrediging in van het geschonden rechtsbelang.
Ten aanzien van de hamer
De raadsman heeft bepleit dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om aan te nemen dat verdachte met een hamer heeft geslagen.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier zit waaruit blijkt dat door verdachte is geslagen met een hamer.
Op basis van de stukken stelt het hof vast dat aangever verklaart geslagen te zijn met een moker. Getuige [getuige] verklaart dat hij ziet dat verdachte een hamer vast heeft, nadat aangever had geroepen ‘hij heeft een hamer’ en ook verdachte zelf verklaart dat hij heeft geslagen met een hamer (p. 99 van het dossier). Naar het oordeel van het hof kan aldus wettig en overtuigend worden vastgesteld dat verdachte heeft geslagen met een hamer.
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Daartoe is aangevoerd dat vastgesteld dient te worden met wat voor hamer er is geslagen, nu de grootte en zwaarte van de hamer van belang zijn voor het al dan niet kunnen aannemen van een poging tot doodslag. De aangetroffen hamer kan niet worden gebruikt voor het bewijs, nu deze is aangetroffen na een onrechtmatige doorzoeking.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Wanneer men met een hamer hard op het hoofd slaat van een persoon, aanvaardt men willens en wetens de aanmerkelijke kans dat daarmee dodelijk letsel kan worden toegebracht. Aangenomen kan worden, gelet op de verklaring van getuige [getuige], dat verdachte met een ‘zware’ hamer heeft geslagen.
Op basis van de stukken stelt het hof vast dat verdachte bezig was de haringen van de omgetrokken tenten in het Occupy kamp in de grond te slaan. Daartoe had hij een hamer vast. Getuige [getuige] verklaart dat verdachte de hamer vasthad waarmee de tenten worden vastgezet; dit betreft volgens hem ‘de zware hamer’. Het slachtoffer zelf spreekt van een moker (het hof: volgens Van Dale en het gewone spraakgebruik een korte, zware, vierkante hamer).
Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat verdachte een hersenkneuzing heeft opgelopen en een wond op zijn hoofdhuid heeft, welke is gehecht. Aangever stelt dat een van de slagen met de hamer hem bij zijn slaap heeft geraakt.
Het hof overweegt dat de verdachte door met de hamer die hij in zijn hand vasthield, hard op het hoofd van aangever te slaan, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij aangever dodelijk letsel zou toebrengen. Het is immers algemeen bekend dat door een klap met een hamer op het hoofd dodelijk letsel kan worden toegebracht. Gelet op het geconstateerde letsel en de plek(ken) waar aangever is geraakt, had een en ander ook daadwerkelijk slechter kunnen aflopen.
Op grond van het voorstaande is het hof dan ook van oordeel dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 maart 2012 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen met een hamer, op de linker slaap, en hoofd, heeft geslagen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Namens verdachte is ter terechtzitting een beroep gedaan op noodweer. Daartoe is aangevoerd dat verdachte (die gehurkt zat en iets scherps in de hand van aangever ziet) door aangever werd aangevallen en niet eensklaps kon wegkomen, waardoor sprake was van een noodweersituatie waarin hij zich mocht verdedigen. Verdachte heeft zich proportioneel verdedigd.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake was van een noodweersituatie maar dat verdachte zich daarin meer dan noodzakelijk en geboden heeft verdedigd. Evenmin is de advocaat-generaal overtuigd dat verdachte zich redelijkerwijs niet op een andere manier kon verdedigen.
Het hof stelt op basis van de stukken vast dat verdachte bezig was met het in de grond slaan van tentharingen, waardoor hij gehurkt zat. Verdachte heeft in zijn hand een hamer, die hij gebruikt om de tentharingen in de grond te slaan. Vanuit zijn ooghoek ziet hij aangever, die eerder die avond al agressief in het Occupy-kamp is geweest, met in zijn hand een glimmend voorwerp, waarvan hij denkt dat het een mes is. Op het moment dat verdachte dit waarneemt, komt aangever op verdachte af en begint aangever hem te slaan. Verdachte weert zich meteen af met zijn handen, waarin hij –gelet op hetgeen waar hij mee bezig was– de hamer nog vast heeft. Verdachte deelt daarbij twee klappen uit.
Naar het oordeel van het hof is gelet op het vorenstaande sprake van een ogenblikkelijke wederechtelijke aanranding waartegen verdachte zich mocht verdedigen. Het hof vindt het aannemelijk dat verdachte zich op dat moment niet kon distantiëren. Gelet op het feit dat verdachte de hamer reeds in zijn handen had –gezien het werk waar hij op dat moment mee bezig was– op het moment dat hij werd aangevallen en zich op dat moment ogenblikkelijk mocht verdedigen en ook heeft verdedigd, acht het hof het geven van twee klappen met die hamer proportioneel. Het beroep op noodweer wordt gehonoreerd.
Het bewezenverklaarde levert geen strafbaar feit op. De verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 13.683,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering. De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.
Beslag
Van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven hamer (592494), kan niet worden vastgesteld aan wie zij toebehoort. Deze zal worden verbeurd verklaard nu het een voorwerp is met behulp van welke het strafbare feit is begaan.
Van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een zakmes, kleur rood (592497), een blauwe trui (592498), een paar zwarte laarzen (592499), een zwarte jas (592501), een zwarte broek (592503) en een zwart vest (592504) kan niet worden vastgesteld aan wie zij toebehoren. Het hof zal daarom de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven stanleymes (592507), behoort verdachte toe. Het hof zal daarom beslissen dat dit aan verdachte wordt teruggegeven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 45 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven hamer.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
– een zakmes, kleur rood (592497)
– een blauwe trui (592498)
– een paar zwarte laarzen (592499)
– een zwarte jas (592501)
– een zwarte broek (592503)
– een zwart vest (592504)
Gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven stanleymes.
Aldus gewezen door
mr B.J.J. Melssen, voorzitter,
mr R. de Groot en mr M.C.J. Groothuizen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr A.H. Hettema, griffier,
en op 1 februari 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr M.C.J. Groothuizen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.