SFT ↔ Enter-City V.O.F.
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 2950419 AC EXPL 14-1636 HV/1325
Vonnis van 2 juli 2014
inzake
de stichting
Stichting Sociaal Fonds Taxi,
gevestigd te Culemborg,
verder ook te noemen SFT,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.W.M. Heijlaerts,
tegen:
1. de vennootschap onder firma
Enter-City V.O.F.,
gevestigd te Amersfoort
2. XXX, vennoot van gedaagde sub 1,
wonende te
3. XXX, voormalig vennoot van gedaagde sub 1,
wonende te,
4. XXX, vennoot van gedaagde sub 1,
wonende te
5. XXX, voormalig vennoot van gedaagde sub 1,
wonende te
6. XXX, vennoot van gedaagde sub 1,
wonende te
7. XXX, vennoot van gedaagde sub 1,
wonende te
8. XXX, voormalig vennoot van gedaagde sub 1,
wonende te
9. XXX, vennoot van gedaagde sub 1,
wonende te
gedaagde partij,
verder ook te noemen Enter-City c.s.,
gedaagde partij,
procederend bij gedaagde sub 2.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
– de dagvaarding;
– het mondelinge antwoord, dat is opgenomen in het proces-verbaal van de rolzitting van 9 april 2014;
– de conclusie van repliek.
1.2. Enter-City c.s. heeft, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, daarna niet voor dupliek geconcludeerd.
1.3. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Gedaagde sub 1, Enter-City V.O.F. drijft een onderneming op het gebied van personenvervoer. Deze onderneming valt onder de werkingssfeer van de (algemeen verbindend verklaarde) CAO Taxivervoer 2009 t/m 2013 (verder te noemen de CAO Taxivervoer) en CAO Sociaal. Fonds Taxi (verder te noemen de CAO SFT).
2.2. SFT voert controle uit op de naleving van de CAO Taxivervoer en de CAO SFT overeenkomstig het als bijlage I in de CAO SFT opgenomen Reglement met betrekking tot de uitvoering van het bepaalde in artikel 3, lid 1, onder B, van de statuten (Controlereglement) (hierna te noemen het controlereglement).
2.3. In artikel 8 van het controlereglement is de door SFT te hanteren werkwijze beschreven. In artikel 9, de leden 2 en 3 van het controlereglement staat:
“2. Indien een werkgever na ingebrekestelling door of namens SFT gedurende ten minste dagen nalatig blijft de vanwege SFT verzochte gegevens met betrekking tot de wijze waarop hij de (.7,40 naleeft tot verstrekken, dan wel onjuiste gegevens verstrekt, is hij verplicht door dat enkele feit aan SFT een forfaitaire schadevergoeding te betalen. SFT kan besluiten geheel of gedeeltelijk of af te zien van het innen van deze schadevergoeding indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven.
3. Indien een werkgever na ingebrekestelling door of namens SFT gedurende ten minste dagen volhardt bij het niet naleven van de CAO op de in de ingebrekestelling vermelde punten, is hij onverminderd het gestelde onder 2 verplicht aan SFT een door deze Stichting te bepalen schadevergoeding te betalen. Bij het bepalen van de schadevergoeding wordt in ieder geval rekening gehouden met de aard, de omvang en de duur van de niet-naleving, alsmede met de loonsom van de onderneming van de betrokken werkgever. Daarnaast kan rekening gehouden worden met de mate waarin die werkgever alsnog achterstallige verplichtingen jegens zijn personeel nakomt dan wel zekerheid stelt voor een correcte naleving van de CAO.
Artikel 9B van het controlereglement luidt, voor zover relevant voor de beoordeling:
“1. De forfaitaire schadevergoeding (5) genoemd in artikel 9, lid 2, wordt als volgt berekend:
S= A x W x € I waarin
A = de laatste voor de betrokken werkgever vastgestelde jaarlijkse premieafdracht SFT (…), met dien verstande dat A ten minste 125 zal bedragen.
W = het aantal weken dat de werkgever in gebreke blijft.
2. De schadevergoeding als bedoeld in artikel 9, lid 3, wordt berekend op de wijze als hierboven onder lid 1 vermeld. Tot aanpassing van de schadevergoeding kan door SFT worden besloten clan de hand van de factoren genoemd in artikel 9, lid 3, dit ter beoordeling van SFT.
3. De schadevergoeding dient ter dekking van de kosten die SFT maakt (..). SFT behoeft niet aan te tonen dat zij de schade in de omvang als door haar gevorderd ook daadwerkelijk heeft geleden.”
2.4. Op 21 augustus 2013 heeft SFT bij Enter-City c.s. een onderzoek uitgevoerd. Daarbij zijn overtredingen geconstateerd ten aanzien van verlof, inhouding afdracht van pensioenpremie, loonbetaling en arbeidstijdsadministratie. Bij brief van 21 augustus 2013 is Enter-City c.s. hierover ingelicht met het verzoek de overtredingen te corrigeren en om ten bewijze daarvan stukken te dienen.
2.5. Na uitblijven van een reactie van Enter-City c.s. is het verzoek van 21 augustus 2013 bij brieven van SFT van 4 oktober 2013 en 25 oktober 2013 herhaald. In de brief van 25 oktober 2013 is vermeld dat bij gebreke van tijdige inzending van de betreffende stukken een forfaitaire schadevergoeding als bedoeld in artikel 9 van het controlereglement wordt aangezegd.
2.6. Bij brief van 26 november 2013 heeft SFT Enter-City c.s. 2-,esommeerd de stukken alsnog aan te leveren, onder gelijktijdige ingebrekestelling en onder aanzegging van het verbeuren van de forfaitaire schadevergoeding als bedoeld in artikel 9 van het controlereglement.
2.7. (Het administratiekantoor van) Enter-City c.s. heeft op 10 december 2013 via e-mail een deel van de gevraagde stukken aangeleverd. SFT heeft bij e-mail van 12 december 2013 gemeld dat er nog stukken ontbreken en gewezen op reeds aangezegde forfaitaire schadevergoeding.
2.8. Enter-City c.s. is bij brief van 4 februari 2014 van de advocaat van SFT aangeschreven. Daarin is vermeld dat Enter-City c.s. vanaf 10 december 2013 de forfaitaire schadevergoeding overeenkomstig de berekeningswijze als vermeld in artikel 9B van het controlereglement verschuldigd is, zij een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten van SFT dient te betalen en zij alsnog de ontbrekende stukken dient toe te zenden, waarna door SFT zal worden bezien of er redenen voor matiging van de forfaitaire schadevergoeding zijn.
2.9. Op 29 januari 2014 stonden de gedaagden 2 tot en met 9 bij het handelsregister ingeschreven als vennoot van gedaagde sub 1. De dagvaarding in deze procedure is op 25 maart 2014 uitgebracht. Blijkens de door de deurwaarder op de dagvaarding aangebrachte renvooien waren de gedaagden sub 3, 5 en 8 op dat moment geen vennoot meer.
3. Het geschil en de beoordeling daarvan
3.1. SFT vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de veroordeling van Enter-City c.s. tot naleving van de CAO Taxivervoer en de CAO SFT en meer precies tot overlegging van de stukken zoals genoemd in de brief van SFT d.d. 21 augustus 2013, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag dat Enter-City c.s. met enig onderdeel van het gevorderde in gebreke blijft, totdat volledig aan de vordering is voldaan;
II. de veroordeling van Enter-City c.s., hoofdelijk des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan SFT te voldoen de somma van € 1.500,00 als forfaitaire schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
III. de veroordeling van Enter-City c.s., hoofdelijk des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 272,25 inclusief BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening:
IV. de veroordeling van Enter-City c.s., hoofdelijk des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten.
3.2. Ter onderbouwing van die vordering heeft SFT bij dagvaarding het volgende gesteld. Op 21 augustus 2013 heeft zij bij Enter-City c.s. een controle uitgevoerd naar de naleving van de CAO’s, waarbij diverse overtredingen zijn geconstateerd ten aanzien van verlof, inhouding en afdracht van pensioenpremie, loonbetaling en arbeidstijdadministratie. Bij brief van 21 augustus 2013 is Enter-City c.s. verzocht om deze overtredingen met terugwerkende kracht te corrigeren en ten bewijze daarvan stukken over te leggen. Omdat de gevraagde stukken ondanks herhaalde herinnering — uitbleven, heeft SFT Enter-City c.s. bij brief van 26 november 2013 daartoe gesommeerd onder gelijktijdige ingebrekestelling
onder aanzegging van het verbeuren van de forfaitaire schadevergoeding als bedoeld in artikel 9 lid 2 van het controlereglement. Enter-City c.s. heeft daarna enkele stukken ingezonden, maar heeft nagelaten volledig aan haar betreffende verplichtingen te voldoen, ook nadat zij daartoe bij brief van 4 februari 2014 van de advocaat van SFT was aangeschreven, zodat zij de over de periode vanaf 10 december 2013 tot 7 maart 2014 verbeurde, overeenkomstig artikel 9B van het controlereglement berekende forfaitaire schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente, dient te betalen. SFT heeft buitengerechtelijke kosten moeten maken. Bij de brief van 4 februari 2014 is Enter-City c.s. tot betaling daarvan gesommeerd.
3.3. Enter-City c.s. heeft bij mondeling antwoord gesteld dat haar bedrijf na de controle in augustus 2013 door SFT met een voldoende is beoordeeld. Er waren destijds slechts enkele aandachtspunten, waarvoor aan Enter-City c.s. een termijn van acht weken is gegeven. Volgens Enter-City c.s. heeft zij begin december 2013, na enkele herinneringen van SFT in oktober en november 2013, de door SFT gevraagde stukken aangeleverd. Enter-City c.s. heeft erkend dat de in december 2013 ingediende stukken nog niet compleet waren, dot SFT om ontbrekende stukken heeft gevraagd en dat Enter-City c.s. dus niet tijdig en volledig, aan dat verzoek gehoor heeft gegeven. Volgens Enter-City c.s. zou zij inmiddels alles op orde hebben. Zij stelt zich op het standpunt dat het forfaitair gevorderde bedrag in de gegeven omstandigheden buitenproportioneel en onredelijk is, omdat zij aan haar verplichtingen heeft voldaan en er als gevolg van de tekortkoming door SFT geen of minder schade is geleden.
3.4. SFT heeft bij conclusie van repliek aangevoerd dat het bedrijfsoordeel ‘voldoende’ niets afdoet aan de verplichting van Enter-City c.s. om de gevraagde correcties uit te voeren en aan het CAO-onderzoek mee te werken. Volgens SFT staat vast dat Enter-City c.s. te laat stukken heeft aangeleverd. SFT heeft voorts betwist dat inmiddels door Enter-City c.s. alle vereiste stukken zijn ingediend. Daarbij heeft zij opgemerkt van een eisvermeerdering vooralsnog af te zien. Volgens SFT is er sprake van schade en kan van haar Met worden verlangd dat zij deze schade concreet begroot, waartoe SFT verwijst naar het door haar overgelegde arrest van het Gerechtshof Den Haag van 26 februari 2013 met zaaknummer 200.074.770/01. Gronden voor matiging van de forfaitaire schadevergoeding zijn volgens SFT niet aanwezig, omdat de overtreding voortduurt doordat Enter-City c.s. weigert om de gevraagde stukken betreffende loon- en pensioencorrecties te overleggen en mede omdat
bij Enter-City vanwege het ontbreken van een registratie van de dagelijkse arbeidstijd geen volledige controle mogelijk is.
3.5. Met de nadere stellingen van SFT in de conclusie van repliek is het in de conclusie van antwoord gevoerde verweer — strekkende tot afwijzing van de vorderingen, althans matiging van het gevorderde bedrag — voldoende weerlegd. Daartoe heeft de kantonrechter het volgende overwogen.
3.6. Enter-City c.s. heeft haar stelling dat zij uiteindelijk. wel geheel aan haar verplichtingen heeft voldaan tegenover de betwisting daarvan door SFT niet gemotiveerd. Het had op de weg van Enter-City c.s. gelegen om haar stelling — met een afschrift van de volgens haar bij SFT nadien nog ingediende stukken — schriftelijk te onderbouwen. Nu zij dit heeft nagelaten, dient haar verweer op dat punt te warden gepasseerd. Voor zover Enter-City c.s. heeft bedoeld te stellen dat zij inmiddels tegenover haar (voormalig) personeel aan haar CAO-verplichtingen heeft voldaan, zij het dat daarvan nog niet uit aan SFT toegezonden stukken blijkt, heeft Enter-City c.s. daarmee ook miskend dat toezending van die betreffende stukken onderdeel vormt van de op haar rustende verplichtingen. Zonder die stukken zal, behoudens ingeval van een nader onderzoek ter plaatse, van een controle van SFT ter vaststelling van het al dan niet naleven van de CAO-verplichtingen door Enter-City c.s, immers geen sprake kunnen zijn.
3.7. Daarmee ligt het onder I gevorderde voor toewijzing gereed, met dien verstande dat deze vordering uitsluitend zal warden toegewezen jegens de vennootschap onder firma, de gedaagde sub 1 en haar huidige vennoten, de gedaagden sub 2, 4, 6, 7 en 9. Voorts zal alleen de gevorderde overlegging van stukken als bedoeld in de brief van 21 augustus 2013 worden toegewezen. De vordering voor zover deze de naleving van alle CAO bepalingen betreft, is te ruim geformuleerd en zal derhalve in zoverre als te onbepaald worden afgewezen. Met betrekking tot de gevorderde dwangsom, waartegen Enter-City c.s. geen afzonderlijk verweer heeft gevoerd, overweegt de kantonrechter dat SFT daarbij een gerechtvaardigd belang heeft. Vast staat dat Enter-City c.s. in het verleden ondanks meerdere aanmaningen en de daarin gedane aanzegging dat de forfaitaire schadevergoeding zal worden verbeurd, niet tot overlegging van alle betreffende stukken is overgegaan. In dit verband verwijst de kantonrechter naar hetgeen hierna onder 3.10. wordt overwogen. De gevorderde dwangsom, als bijkomende aansporing om aan de gevorderde overlegging van stukken te voldoen, zal derhalve worden toegewezen, met dien verstande dat deze zal worden gemaximeerd tot een bedrag van € 10.000,00. Nu vast staat dat Enter-City c.s. een deel van de in de brief van 21 augustus 2013 bedoelde stukken reeds aan SFT heeft verstrekt, merkt de kantonrechter nog op dat Enter-City c.s. in zoverre moet worden geacht reeds aan de vordering onder I te hebben voldaan en de hierna volgende veroordeling onder 4.1. derhalve niet strekt tot het door Enter-City c.s. nogmaals overleggen van door haar al eerder ingediende stukken.
3.8. Naar de kantonrechter de stellingen van SFT heeft begrepen, legt SFT aan de onder II gevorderde forfaitaire schadevergoeding het bepaalde artikel 9 lid 2 van het controlereglement ten grondslag. De door SFT gestelde overtreding ziet immers op het nalaten van Enter-City c.s. om (een deel van) de door SFT verzochte gegevens met betrekking tot de wijze waarop Enter-City c.s. (alsnog, na correctie) de CAO-bepalingen naleeft te verstrekken. Dat er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 9 lid 3 van het controlereglement, oftewel dat Enter-City c.s. volhardt in het niet naleven van de CAO¬bepalingen doordat zij de benodigde correcties niet heeft uitgevoerd, is gesteld noch gebleken. Dit zal door SFT ook eerst na ontvangst van de nog ontbrekende stukken dan wel na een aanvullend onderzoek ter plaatse kunnen warden beoordeeld.
3.9. De in artikel 9 lid 2 van het controlereglement neergelegde verplichting tot betaling van een forfaitaire schadevergoeding ingeval van vertraging in het verstrekken van de door SFT gevraagde gegevens, moet naar het oordeel van de kantonrechter op grond van het bepaalde in artikel 6:91 BW warden gekwalificeerd als een boetebeding. Onder de omschrijving van het boetebeding valt zowel het schadevergoedingsbeding (fixatie bij voorbaat van verschuldigde schadevergoeding) als het strafbeding (boete als aansporing tot nakoming). Nu in dit geval de forfaitaire schadevergoeding van artikel 9 lid 2 van het controlereglement volgens de beschrijving ervan verschuldigd is door het enkele feit van de vertraging in het verstrekken van gegevens, kan deze afzonderlijk naast de ander I gevorderde nakoming warden gevorderd en strekt deze niet zozeer tot schadevergoeding (vertragingsschade) maar tot aansporing om alsnog aan de betreffende verplichting te voldoen.
3.10. Nu Enter-City c.s. heeft erkend, althans onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat zij in de betreffende periode vanaf 10 december 2013 tot 7 maart 2014 haar verplichting tot het overleggen van de vereiste stukken Met, althans niet volledig is nagekomen, is daarmee de verschuldigdheid van het forfaitaire bedrag (de boete) in beginsel gegeven. Dat dit bedrag Met juist zou zijn berekend overeenkomstig artikel 9B van het controlereglement is gesteld noch gebleken.
3.11. De kantonrechter begrijpt het verweer van Enter-City c.s. aldus dat zij een beroep doet op matiging als bedoeld in artikel 6:94 BW. Daartoe heeft zij bij antwoord aangevoerd dat het forfaitair gevorderde bedrag buitenproportioneel en onredelijk is, omdat zij inmiddels aan haar verplichtingen heeft voldaan er als gevolg van de tekortkoming door SFT geen of minder schade is geleden. Naar het oordeel van de kantonrechter moet dit verweer worden verworpen. Matiging is alleen toegestaan indien de billijkheid dit op grand van de specifieke omstandigheden van het geval klaarblijkelijk eist. De stelling van Enter-City c.s. dat zij inmiddels aan haar verplichtingen heeft voldaan, is — zoals hiervoor reeds overwogen — niet onderbouwd, zodat daarin geen omstandigheid tot matiging kan zijn gelegen. Voorts geldt dat het enkele uiteenlopen van de hoogte van de werkelijke schade en de hoogte van de boete onvoldoende grand vormt voor matiging. Naar het oordeel van de kantonrechter is geen sprake van een zodanige wanverhouding tussen de schade en de boete van € 1.500,00, dat de boete om die reden naar beneden zou moeten warden bijgesteld. Gezien de hoogte van de boete geldt dit ongeacht de hoogte van het bedrag waarop de werkelijke (vertragings)schade in dit geval zou moeten warden begroot. Zodanige begroting kan dan ook achterwege blijven. Andere bijzondere omstandigheden op grand waarvan zou moeten worden geoordeeld dat de billijkheid klaarblijkelijk matiging van de boete eist, zijn gesteld noch gebleken.
3.12. De kantonrechter zal de vordering ander 11 derhalve toewijzen. Nu de vennoten van een vennootschap ander firma op grand van artikel 18 Wetboek van Koophandel ieder hoofdelijk. verbonden zijn voor de verplichtingen van de vennootschap en door het uittreden als vennoot de aansprakelijkheid voor op dat moment al bestaande verplichtingen niet wordt opgeheven, betekent dit derhalve dat de vordering ook jegens de gedaagden sub 3, 5 en 8 dient te worden toegewezen, Dat de gedaagden sub 3, 5 en 8, die in ieder geval op 29 januari 2014 nog als vennoten stonden ingeschreven, eerder dan 7 maart 2014 zijn uitgetreden, in welk geval zij niet voor de volledige vordering hoofdelijk verbonden zouden zijn, is gesteld noch gebleken.
3.13. SFT vordert onder III als vergoeding voor buitengerechtelijke kosten een bedrag dat is gebaseerd op het bepaalde in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De onderhavige vordering heeft echter geen betrekking op een van de situaties waarin genoemd Besluit van toepassing is. De kantonrechter zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom toetsen aan de eisen voor dergelijke vorderingen zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal. De kantonrechter stelt vast dot de eisende partij voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De hoogte van het gevorderde bedrag is in overeenstemming met de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en worden geacht redelijk te zijn. De vordering daarom toewijsbaar.
3.14. Enter-City c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van SFT worden begroot op:
dagvaarding € 582,80 (6 x € 93,80 + 1 x € 20,00)
griffierecht € 462,00
salaris gemachtigde € 300,00 (2 punten x tarief € 150,00)
Totaal € 1.344,80
4. Beslissing
De kantonrechter:
4.1. veroordeelt Enter-City c.s. om aan SFT te overleggen de stukken zoals genoemd in de brief van SFT d.d. 21 augustus 2013, op straffe van verbeurte van een dwangsom van 250,00 voor iedere dag dat Enter-City c.s. daarmee geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft, totdat volledig aan de vordering is voldaan, met een maximum van € 10.000,00;
4.2. veroordeelt Enter-City c.s. hoofdelijk, in die zin, dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan SFT te voldoen de somma van E 1.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 maart 2014 tot aan de dag van algehele voldoening;
4.3. veroordeelt Enter-City c.s. hoofdelijk, in die zin, dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, in de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 272,25 inclusief BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 maart 2014 tot aan de dag van algehele voldoening;
4.4. veroordeelt Enter-City c.s hoofdelijk, in die zin, dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, tot betaling van de proceskosten aan de zijde van SFT, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.344,80, waarin begrepen € 300,00 aan salaris gemachtigde;
4.5. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Eelkema, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2014.