SNCU ↔ Beter Personeel & Arbeid B.V.
In een recent vonnis van de kantonrechter te Dordrecht wordt ook een indirect/feitelijk bestuurder verantwoordelijk gehouden voor de betaling van de geëiste schadevergoeding, gekoppeld aan CAO-overtredingen.
Op het moment van dagvaarding bestond geen bestuurder meer van de gedagvaarde onderneming. Door de SNCU werd daarom een voormalig bestuurder (van de vennootschap die voorheen bestuurder was) als feitelijk bestuurder gedagvaard. De kantonrechter overweegt dat deze bestuurder in een zodanige machtspositie verkeerde dat hij het beleid van het uitzendbureau met betrekking tot het al dan niet verstrekken van de gevraagde stukken kon bepalen. De bestuurder heeft veroorzaakt dat het uitzendbureau de gevraagde stukken niet heeft overgelegd, althans heeft nagelaten al datgene te doen teneinde ervoor te zorgen dat het uitzendbureau wel stukken zou overleggen. Hierdoor kan hem verweten worden dat de SNCU haar controlerende taken niet kon uitvoeren. De bestuurder heeft daarmee volgens de kantonrechter jegens de SNCU een onrechtmatige daad begaan, waarna een veroordeling volgt tot betaling van een schadevergoeding aan de SNCU. Bestuurdersaansprakelijkheid ter zake CAO handhaving is reeds door vele kantonrechters en Hoven aangenomen. Bijzonder aan deze uitspraak is dat thans ook een voormalig èn indirect bestuurder aansprakelijk wordt geacht.
Vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 299626 CV EXPL 12-3696
uitspraak: 25 juli 2013
vonnis van de kantonrechter,
zittinghoudende te Dordrecht in de zaak van:
de stichting Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten,
statutair gevestigd te Barendrecht,
eiseres,
gemachtigde: mr. drs. M.H.D. Vergouwen, advocaat te Amsterdam,
tegen:
de besloten vennootschap Beter Personeel & Arbeid B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Dordrecht,
gedaagde sub 1,
gemachtigde: XXX,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid XXX Beheer B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Barendrecht,
gedaagde sub 2,
gemachtigde: XXX,
XXX,
wonende te XXX,
gedaagde sub 3,
die in persoon procedeert.
Eiseres wordt hierna “de Stichting” genoemd, gedaagde sub 1 “Beter Personeel”, gedaagde sub 2 “XXX Beheer” en gedaagde sub 3 “XXX”.
Verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van eiseres van 20 april 2012;
2. het antwoord van gedaagden sub 1,2 en 3 van 18 april 2012;
3. het vonnis van de kantonrechter van 26 april 2012 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
4. de aantekening van de griffier dat de comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 19 juli 2012 waarbij eiseres is verschenen door middel van mevrouw XXX en haar gemachtigde, gedaagde sub 1 en 2 door middel van XXX als gemachtigde en gedaagde sub 3 in persoon is verschenen;
5. het proces-verbaal van een regeling opgemaakt ter zitting van de kantonrechter van 19 juli 2012;
6. een brief van gedaagden van 28 september 2012 aan de griffier;
7. een brief van eiseres aan de griffier van 11 oktober 2012.
Omschrijving en beoordeling van het geschil
1. De feiten
1.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de inhoud van de overgelegde producties, voor zover niet betwist, staat het volgende tussen partijen vast.
1.2 De Stichting is in februari 2004 opgericht door werknemers- en werkgeversorganisaties in de uitzendbranche ten behoeve van het creëren van goede arbeidsverhoudingen in deze bedrijfstak.
1.3 In het kader van deze taak houdt de Stichting toezicht op een correcte naleving van de voor de uitzendbranche geldende CAO’s.
1.4 De uitzendbranche kent twee CAO’s, de CAO voor Uitzendkrachten en de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche.
1.5 Beide CAO’s zijn in de jaren 2008 tot en niet 2011 langdurig algemeen verbindend verklaard geweest.
1.6 Beide CAO’s zijn van toepassing op uitzendovereenkomsten tussen uitzendkrachten en een uitzendonderneming indien en voor zover de omvang van de uitzendloonsom ten minste 50% van het totale premieplichtig loon op jaarbasis bedraagt.
1.7 In de statuten van de Stichting staat aangegeven welke middelen de Stichting ter beschikking staan om uitvoering te geven aan het toezicht op een correcte naleving van de van toepassing zijnde CAO’s.
1.8 De statuten van de Stichting zijn opgenomen in voormelde CAO’s;
1.9 De wijze waarop de Stichting haar taak uitvoert is opgenomen in reglementen, welke reglementen onderdeel zijn van de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche. 1.10 Conform artikel 7 lid 4 van haar statuten heeft de Stichting een deel van haar bevoegdheden overgedragen aan de Commissie Naleving CAO voor Uitzendkrachten, de CNCU.
1.11 De oprichting, doelbepaling en werkwijze van de CNCU is omschreven in het Reglement onderdeel van de CAO voor Uitzendkrachten.
1.12 De CNCU is gerechtigd van uitzendwerkgevers volledige en voortvarende medewerking te vragen met betrekking tot het verstrekken aan de CNCU van door haar gevraagde informatie.
1.13 De CNCU heeft Beter Personeel verzocht afschriften van administratieve bescheiden over de periode 1 januari 2009 tot en met januari 2011 aan te leveren, hetgeen Beter Personeel heeft nagelaten.
1.14 Indien een werkgever na ingebrekestelling door of namens de CNCU gedurende tenminste 14 dagen nalatig blijft, de door de CNCU verzochte gegevens te verstrekken, kan hij worden verplicht op grond van de in de CAO’s opgenomen regelgeving aan de Stichting een forfaitaire schadevergoeding te betalen.
2. De vordering
2.1 De Stichting vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a) gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot naleving van de CAO voor Uitzendkrachten en de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche en meer precies tot overlegging van de gevraagde stukken onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag;
b) gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 100.000,00 als forfaitaire schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
c) gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 1.785,00 inclusief BTW te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening; en
d) gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van de procedure.
2.2 De Stichting heeft daartoe, kort samengevat, het navolgende gesteld:
Gedaagden drijven een onderneming die werknemers ter beschikking stelt aan derden om onder leiding en toezicht van deze derden arbeid te verrichten. Op de onderneming van gedaagden zijn voormelde CAO’s voor de uitzendbranche van toepassing. De Stichting is een onderzoek gestart naar de correcte naleving door gedaagden van deze CAO’s. Op het verzoek om in het kader daarvan administratieve bescheiden aan de Stichting over te leggen hebben gedaagden ondanks aanmaningen niet eerder gereageerd dan per mail van 12 oktober 2011 met een mededeling inhoudende dat zij vanaf 1 januari 2010 geen activiteiten meer verrichtten met betrekking tot het uitzenden van personeel. Omdat gedaagden hebben nagelaten de verzochte bescheiden over te leggen noch hun standpunt dat zij niet meer actief zijn in de uitzendbranche met bewijsstukken te onderbouwen, heeft de Stichting gedaagden daartoe nogmaals aangeschreven en in gebreke gesteld. Gedaagden is voorgehouden dat, indien niet tijdig het verzochte zou worden aangeleverd, de Stichting zal overgaan tot het vorderen van een forfaitaire schadevergoeding van een bedrag van maximaal € 100.000,00. In een reactie daarop hebben gedaagden uitstel verzocht voor het overleggen van de gevraagde bewijsstukken, welk uitstel aan gedaagden is verleend tot 9 januari 2012. Toen op die datum geen bewijsstukken zijn aangeleverd heeft de raadsman van de Stichting gedaagden andermaal aangeschreven en om stukken verzocht. Daarop hebben gedaagden een afschrift van de aangifte VPB over 2009 ingestuurd. Uit deze aangifte heeft de Stichting niet kunnen concluderen of de onderneming onder de CAO voor de uitzendbranche valt op grond waarvan zij om nadere informatie heeft verzocht. De Stichting heeft deze informatie ondanks nadere verzoeken en aanmaningen niet gekregen. De Stichting concludeert dat gedaagden allen geweigerd hebben medewerking te verlenen aan het gevraagde onderzoek en acht op grond daarvan XXX Beheer en XXX hoofdelijk aansprakelijk voor de vorderingen op grond van onrechtmatige daad, welke onrechtmatige daad XXX Beheer en XXX kunnen worden toegerekend. Naast veroordeling tot het alsnog overleggen van de stukken door gedaagden vordert de Stichting een forfaitaire schadevergoeding van € 100.000,00 van gedaagden, hoofdelijk, welke vordering zij baseert op artikel 6 van Reglement 11 van de CAO voor Uitzendkrachten.
3. Het verweer van gedaagden
3.1 Gedaagden hebben, kort samengevat, als verweer aangevoerd:
Beter Personeel heeft geen activiteiten verricht in de uitzendbranche. Diverse malen is dit aan de Stichting doorgegeven, evenzo is diverse malen aan de Stichting doorgegeven dat er geen jaarrekening aanwezig is en de aangifte voor 2009 bij de Belastingdienst in behandeling is. Beter Personeel heeft geen bestuurder meer, er is geen reden om XXX Beheer en/of XXX onbehoorlijk bestuur te verwijten. Er is een voornemen van de Kamer van Koophandel tot ontbinding van XXX Beheer. Verder heeft XXX er nog op gewezen over de periode mei 2008 tot en met juni 2011 geen werkzaamheden te hebben verricht en geen inkomen te hebben gehad, mede op grond van privéomstandigheden. Daarnaast heeft XXX erop gewezen dat de voormalig bestuurder van Beter Personeel, de vennootschap SSP Financial Planning B.V., per 15 oktober 2010. is opgehouden te bestaan omdat er geen baten meer waren.
3.2 Alle gedaagden concluderen tot afwijzing van de vorderingen.
4. Comparitie van partijen
Ter comparitie van partijen op 19 juli 2012 is nog het navolgende aangevoerd, zijdens de Stichting:
4.1 De Stichting is haar onderzoek naar Beter Personeel gestart op basis van een zogenaamde risicoselectie en niet naar aanleiding van een concrete melding van niet naleving van de CAO. De controleperiode ziet op 2009 en 2010. Indien per 1 januari 2010 Beter Personeel haar werkzaamheden heeft gestaakt blijft in ieder geval nog te controleren over het jaar 2009. De Stichting heeft aangenomen op grond van het uittreksel uit de Kamer van Koophandel en de SBI-code, daarin vermeld, dat Beter Personeel een uitzendbureau is. Dat deze vennootschap valt onder het 50%-criterium uit de CAO is een aanname zijdens de Stichting. Voor zover één en ander in rechte zou moeten worden aangetoond bepleit de Stichting een omkering van de bewijslast. Ook al is de formele bestuurder van Beter Personeel, de besloten vennootschap SSP Financial Planning, ontbonden, XXX Beheer en XXX worden door de Stichting als feitelijk bestuurder beschouwd en zijn uit dien hoofde aansprakelijk voor onbehoorlijk bestuur van Beter Personeel. De Stichting baseert zulks op een onrechtmatige daad. De vordering tot nakoming en schadevergoeding plegen door de Stichting naast elkaar te worden ingesteld.
4.2 Zijdens gedaagden:
XXX heeft verklaard op te treden namens gedaagden Beter Personeel, XXX Beheer en die ter comparitie ook te vertegenwoordigen. Beter Personeel heeft in 2009 slechts een paar weken uitzendwerkzaamheden uitgevoerd. Beter Personeel heeft al haar werkzaamheden gestaakt per 1 januari 2010 hetgeen zou kunnen worden aangetoond, aldus XXX, door middel van een accountantsverklaring en door middel van de bankafschriften van de vennootschap. Er is geen bestuurder op dit moment van Beter Personeel.
4.3 Regeling ter comparitie van partijen:
Ter comparitie is tussen partijen een regeling getroffen, welke is opgenomen in een proces-verbaal van die zitting. In het kader van die regeling hebben gedaagden toegezegd de jaarrekeningen van Beter Personeel over 2009 en 2010, opgemaakt door een externe accountant en voorzien van een goedkeurende verklaring van die accountant voor 1 oktober 2012 te overhandigen aan de advocaat van de Stichting. Daarnaast hebben gedaagden toegezegd voor diezelfde datum gegevens met betrekking tot de aanslag vennootschapsbelasting voor wat betreft het jaar 2009 en 2010 aan de advocaat van de Stichting over te leggen. In verband daarmede is de beoordeling van de zaak aangehouden in afwachting van het overleggen van deze stukken en het standpunt dat ter zake door de Stichting, na overlegging, wordt ingenomen. Gebleken is dat gedaagden zich niet aan deze toezegging hebben gehouden op grond waarvan de Stichting persisteert bij haar vorderingen en vonnis heeft gevraagd.
De beoordeling
5. Per 1 januari 2013 zijn de voormalige rechtbanken Rotterdam en Dordrecht van rechtswege samengevoegd tot de per die datum nieuw gevormde rechtbank Rotterdam. De beslissing in deze zaak wordt daarom gegeven door de kantonrechter te Dordrecht ressorterend onder de rechtbank Rotterdam.
6. In artikel 2 lid 1 van de CAO voor Uitzendkrachten, geldend in de periode 2009 en 20 I 0, staat bepaald dat die CAO van toepassing is op de uitzendovereenkomsten tussen uitzendkrachten en een uitzendonderneming indien en voor zover de omvang van de uitzendloonsom ten minste 50% van het totale premieplichtig loon op jaarbasis van die uitzendonderneming bedraagt, behoudens dispensatie op grond van artikel 4 van de CAO; in artikel 2 lid 1 van de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche staat een aan voormelde bepaling nagenoeg identieke bepaling opgenomen in artikel 2 lid I. Beide CAO’s zijn in de periode 2009/2011 langere tijd algemeen verbindend geweest.
7. Nu Beter Personeel haar aanvankelijke schriftelijke verweer dat zij geen uitzendwerkzaamheden heeft verricht ter comparitie heeft afgezwakt door aan te geven dat zij in het jaar 2009 gedurende “iets van drie weken” uitzendwerkzaamheden heeft verricht en door haar niet dan wel onvoldoende is betwist, althans niet onderbouwd, dat de in overweging 6 aangehaalde bepalingen uit de CAO’s op haar niet van toepassing zijn, is Beter Personeel gehouden te voldoen aan de verzoeken en instructies die de Stichting haar heeft gedaan op basis van haar statuten en de reglementen. Daarnaast is Beter Personeel gehouden tot nakoming van de verplichtingen die haar op basis van die reglementen worden opgelegd door de Commissie Naleving CAO voor Uitzendkrachten, CNCU, waarvan de rechten en bevoegdheden eveneens in voormelde CAO zijn opgenomen.
8. Nu vast staat dat Beter Personeel heeft nagelaten uitvoering te geven aan hetgeen ter comparitie van partijen van 19 juli 2012 schriftelijk tussen haar en de Stichting is overeengekomen, kort samengevat het tijdig aanleveren van stukken waaruit kan worden geconcludeerd of er uitzendwerkzaamheden zijn verricht over het jaar 2009 en 2010, ondanks een daartoe nader aan haar verleend uitstel, is naar het oordeel van de kantonrechter de Stichting, gezien haar bij CAO opgedragen taak en gegeven verantwoordelijkheid, gerechtigd van Beter Personeel overlegging te vorderen van de stukken zoals door de Stichting gespecificeerd in haar brief van 9 september 2011, welke brief door de Stichting onder productie 5 is overgelegd.
9. De kantonrechter zal hierna Beter Personeel dienovereenkomstig veroordelen en deze veroordeling versterken door middel van een dwangsom, welke dwangsom hij evenwel zal maximeren. De door de Stichting ter zake dit onderdeel van haar vordering gevorderde hoofdelijke veroordeling van XXX Beheer en XXX naast Beter Personeel tot overlegging van de gevraagde stukken zal de kantonrechter afwijzen. Immers noch uit de CAO noch uit de wet vloeit voort dat naast Beter Personeel XXX Beheer en/of XXX gehouden zijn aan de verplichting tot het overleggen van de gevraagde stukken te voldoen terwijl overigens ook zijdens de Stichting onvoldoende is gesteld om deze gevorderde hoofdelijke veroordeling toe te wijzen. Ook het eerste deel van de eerste vordering van de Stichting, namelijk de vordering tot veroordeling tot naleving van de CAO’s, zal de kantonrechter, met een kleine nuancering, toewijzen.
10. Met betrekking tot het sub 2 gevorderde, de hoofdelijke veroordeling van gedaagden tot betaling aan de Stichting van een bedrag van € 100.000,00 als forfaitaire schadevergoeding oordeelt de kantonrechter als volgt.
De Stichting baseert deze vordering op het bepaalde in artikel 6 van liet reglement Werkwijze van de Commissie Naleving CAO voor Uitzendkrachten, onderdeel van de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche. Voormelde bepaling geeft aan dat indien een werkgever na ingebrekestelling door of namens de Stichting, gedurende ten minste tien werkdagen nalatig blijft de vanwege de Stichting verzochte gegevens niet betrekking tot de wijze waarop hij de CAO naleeft te verstrekken dan wel onjuiste gegevens verstrekt hij verplicht is door dat enkele feit aan de Stichting een forfaitaire schadevergoeding te betalen. Voor wat betreft de hoogte van deze forfaitaire schadevergoeding verwijst de Stichting naar een door haar ter zake opgestelde beleidsnotitie, die zij onder productie 3 heeft overgelegd.
11. Uit dit document blijkt dat de Stichting bij blijvende weigering de gevraagde documenten te verstrekken een forfaitaire schadevergoeding pleegt te vorderen ter hoogte van het maximum van € 100.000,00 naast de vordering tot medewerking aan het verstrekken van de documenten op straffe van een dwangsom. Voor het maximum van € 100.000,00 wordt gekozen vanwege het feit dat de mogelijkheid om liet totale premieloon in de controleperiode te bepalen ontbreekt omdat daartoe geen bescheiden worden aangeleverd. Van het vorderen van dit maximum zou aldus de notitie een schrikeffect uitgaan waardoor de niet meewerkende onderneming alsnog gaat meewerken.
Daarnaast vermeldt deze notitie dat de forfaitaire schadevergoeding krachtens de reglementen dient ter dekking van de kosten van de Stichting zonder dat de Stichting behoeft aan te tonen dat zij de schade in die omvang ook daadwerkelijk heeft geleden.
12. De kantonrechter is van oordeel dat het toewijzen van een vordering tot overleggen van de gevraagde stukken niet kan worden gecombineerd met het toewijzen van een vordering tot betaling van de maximale forfaitaire schadevergoeding, waarbij het maximum is ingegeven door het feit dat geen informatie is verstrekt en van die vordering een preventieve werking dient uit te gaan. Het naast elkaar instellen van beide vorderingen levert een doublure op in dier voege dat naast nakoming ook nog eens de maximale schadevergoeding vanwege de niet nakoming dient te worden voldaan. De kantonrechter is wel gevoelig voor de stelling dat de forfaitaire schadevergoeding mede dient ter dekking van de kosten van de Stichting en de Stichting kosten heeft gemaakt teneinde Beter Personeel te bewegen tot het overleggen van stukken. Op deze gronden acht de kantonrechter een toewijzing van een deel van het gevorderde bedrag redelijk. Op die manier draagt Beter Personeel bij aan de door haarzelf door haar weigerachtige aan de zijde van de Stichting veroorzaakte kosten. Indien en voor zover voormelde schadevergoeding (tevens) het karakter van een boetebeding heeft acht de kantonrechter het redelijk het bedrag te matigen tot het bedrag tot betaling waarvan hierna zal worden veroordeeld.
13. De in dit verband gevorderde hoofdelijke veroordeling van XXX tot betaling van deze schadevergoeding acht de kantonrechter voor toewijzing vatbaar. De kantonrechter beschouwt XXX, die vóór de ontbinding van de besloten vennootschap SSP Financial Planning B.V., indirect bestuurder was van Beter Personeel na die ontbinding als feitelijk bestuurder van Beter Personeel, die in een zodanige machtspositie verkeerde dat hij het beleid van Beter Personeel met betrekking tot het al dan niet verstrekken van de gevraagde stukken kon bepalen. Nu XXX heeft veroorzaakt dat Beter Personeel de gevraagde stukken niet heeft overgelegd althans heeft nagelaten al datgene te doen teneinde er voor te zorgen dat Beter Personeel die stukken wel zou overleggen, kan hem worden verweten dat de Stichting door haar bij algemeen verbindend verklaarde CAO’s opgedragen taken niet kan uitvoeren. XXX heeft daarmee jegens de Stichting gehandeld in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, derhalve onrechtmatig, welke onrechtmatige gedraging hem kan worden toegerekend, waardoor althans mede waardoor de Stichting kosten heeft moeten maken, c.q. schade heeft geleden.
14. De kantonrechter bepaalt de hoogte van deze forfaitaire schadevergoeding naar redelijkheid en billijkheid op een bedrag van € 10.000,00. Voor de gevorderde hoofdelijke veroordeling van XXX Beheer acht de kantonrechter onvoldoende gesteld dan wel aangevoerd. Van een met de positie van XXX als feitelijk bestuurder vergelijkbare positie van XXX Beheer is niet dan wel onvoldoende gebleken. Dit onderdeel zal worden afgewezen.
15. De gevorderde wettelijke rente over de schadevergoeding vanaf de dag der dagvaarding kan worden toegewezen.
16. Met betrekking tot de gevorderde buitengerechtelijke kosten oordeelt de kantonrechter als volgt. De Stichting heeft in dit verband gewezen op uitvoerige correspondentie met gedaagde en een bedrag gevorderd van € 1.785,00. Door gedaagden zijn de ter zake gestelde werkzaamheden niet betwist en ook de hoogte van het bedrag is niet bestreden. De in dit kader gevorderde hoofdelijkheid zal worden toegewezen voor zover die betreft Beter Personeel en XXX en niet voor wat betreft XXX Beheer nu ter zake deze gedaagde geen enkele vordering zal worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over dit bedrag van de dag der dagvaarding zal op dezelfde wijze worden toegewezen.
17. Beter Personeel en XXX zullen als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld, partieel, in de kosten van deze procedure. Nu de vorderingen jegens XXX Beheer worden afgewezen zal de Stichting, partieel, worden veroordeeld in de proceskosten van XXX Beheer. Niet gebleken is dat XXX Beheer B.V. kosten heeft gemaakt zodat deze tot op heden worden begroot op nihil.
Beslissing
De kantonrechter:
1. veroordeelt de besloten vennootschap Beter Personeel & Arbeid B.V. tot naleving van de CAO voor Uitzendkrachten en de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche, indien en voor zover voormelde CAO’s op haar van toepassing zijn, en meer precies tot overlegging van de stukken zoals gespecificeerd in de brief van de Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten van 9 september 2011, zoals overgelegd als productie 5, zulks binnen twee weken na betekening van het vonnis onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag dat gedaagde daarmee in gebreke blijft, welke dwangsom wordt gemaximeerd op een bedrag van € 25.000,00;
2. veroordeelt de besloten vennootschap Beter Personeel & Arbeid B.V. en XXX, hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten te voldoen een bedrag van € 10.000,00 als forfaitaire schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
3. veroordeelt de besloten vennootschap Beter Personeel & Arbeid B.V. en XXX hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten van de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 1.785,00 inclusief BTW te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
4. veroordeelt Beter Personeel & Arbeid BV. en XXX hoofdelijk in de proceskosten, gevalleen aan de zijde van de Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten zijnde:
aan explootkosten € 90,64
aan griffierecht € 873,00
aan salaris gemachtigde € 600,00
totale kosten € 1.563,64
5. veroordeelt de Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten in de proceskosten gevallen aan de kant van D.C. XXX Beheer B.V., zijnde tot op heden begroot op nihil;
6. wijst af het meer of anders gevorderde;
7. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J.W. Verschuur, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 juli 2013, in aanwezigheid van de griffier en bij afwezigheid van mr. G.J.W. Verschuur ondertekend door mr. W.P.M. Jurgens, kantonrechter.