SNCU ↔ Uitzendpartner B.V.
RECHTBANK DEN HAAG
Team kanton Den Haag
L.
Zaaknummer: 2819747/14-6014
Vonnis in de zaak van:
Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten
eisende partij
tegen
1. Uitzendpartner B.V.
2. XXX
gedaagde partij
Verloop van de procedure
Eisende partij heeft gevorderd zoals beschreven in de dagvaarding, waarvan een gewaarmerkt afschrift aan dit vonnis is gehecht en waarnaar wordt verwezen voor wat betreft de namen en woonplaatsen van partijen en de namen van gemachtigde(n). Gedaagde partij is daarop niet verschenen en heeft ook anderszins niet gereageerd. De voorgeschreven termijnen en formaliteiten zijn in acht genomen. Tegen gedaagde partij is daarom verstek verleend.
Beoordeling van het geschil
De vordering komt de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat deze bij verstek wordt toegewezen als hierna te vermelden, met dien verstande dat het gevorderde ter zake van informatiekosten zal worden toegewezen tot het redelijk te achten bedrag ad
€ 1,63, nu geen specificaties zijn overgelegd waaruit blijkt dat voor een hoger bedrag informatiekosten zijn gemaakt. Uit het door eisende partij gestelde blijkt niet wanneer het verzuim (voor elk deel van de vordering) is ingetreden. Dit brengt mee dat niet valt vast te stellen op welke wijze de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso)kosten dient te worden beoordeeld. Nu eisende partij de vordering op dit punt onvoldoende heeft onderbouwd, zal de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso)kosten worden afgewezen.
Beslissing
De kantonrechter,
1. veroordeelt gedaagde partij, hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, om tegen bewijs van kwijting tot nabetaling ad € 104.556,00 aan de (ex) werknemers en tot overlegging aan de SNCU van (salaris)specificaties en betaalbewijzen waaruit blijkt dat zij aan deze veroordeling hebben voldaan, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag voor iedere dag dat zij daarmee in gebreke blijven 2 weken na betekening van dit vonnis, met een maximum ad € 105.000,00;
2. veroordeelt gedaagde partij, hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, om aan eisende partij te voldoen de somma van € 43.304,00 als schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 43.304,00 vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag der voldoening;
3. veroordeelt gedaagde partij, hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan eisende partij van annuleringskosten ad € 800,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 800,00 vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag der voldoening;
4. veroordeelt gedaagde partij, hoofdelijk, des dat de een betalend de ander za1 zijn bevrijd, aan eisende partij te betalen de hercontrolekosten ad € 1.750,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.750,00 vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag der voldoening
5. veroordeelt gedaagde partij, hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van het geding, tot hiertoe aan de zijde van de eisende partij vastgesteld op € 1.749,80, waaronder € 700,00 als vergoeding voor de gemachtigde van de eisende partij;
6. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
7. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. C.W.D. Born en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2014 in bijzijn van de griffier.