SNCU ↔ Hagrip
vonnis
RECHTBANK ARNHEM Sector kanton
Locatie Nijmegen
zaakgegevens 634964 1 CV EXPL 09-6878 1 400djb uitspraak van 9 april 2010
vonnis
in de zaak van
de stichting Stichting Naleving CAO voor uitzendkrachten gevestigd te Haarlemmermeer
eisende partij
gemachtigde mr. M.H.D. Vergouwen tegen
14e commanditaire vennootschap Hagrip Detachering C.V. gevestigd te Andelst
en
2.
wonende te Zetten,
gedaagden
gedaagde sub 2 procederend in persoon.
Partijen worden hierna SNCU en Hagrip genoemd.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit
– het tussenvonnis van 6 november 2009
– het proces-verbaal van de comparitie van 22 januari 2010
2. De feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
2.1 Hagrip valt onder de werkingssfeer (als bedoeld in artikel 2) van de algemeen verbindend verklaarde CAO voor Uitzendkrachten, verder te noemen de CAO. Hagrip valt bovendien onder de werkingssfeer van de algemeen verbindend verklaarde CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche.
2.2 Artikel 53 van de CAO bepaalt dat er een Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten (SNCU) door CAO-partijen is opgericht.
2.3 De statuten en reglementen van de SNCU zijn vastgelegd in de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche.
2,4 In de statuten van de SNCU is als doelomschrijving van de stichting onder meer bepaald het toezien op de naleving van de CAO’s en op krachtens de CAO’s geldende arbeidsvoorwaarden in samenhang met andere wettelijke bepalingen, een en ander in samenwerking met de daarvoor geëigende instanties.
2.5 Met inachtneming van artikel 13 van de statuten van de SNCU zijn er twee reglementen vastgesteld. Reglement 1 bepaalt dat er een Commissie Naleving CAO voor Uitzendkrachten, verder te noemen de commissie, is ingesteld. Doei van die commissie is het houden van toezicht op de naleving van de CAO’s en op krachtens de CAO’s geldende arbeidsvoorwaarden, in samenhang met andere wettelijke bepalingen, een en ander in samenwerking met de daarvoor geëigende instanties.
In artikel 3 van dit reglement is bepaald dat de commissie bevoegd is haar uitvoerende werkzaamheden uit te besteden aan derden.
Reglement 11 gaat over de werkwijze van de commissie.
2.6 Bij brief van 19 juni 2007 heeft de commissie namens de SNCU aan Hagrip aangekondigd dat een onderZoek naar naleving van de CAO wordt ingeleid.
Dat onderzoek heeft na inschakeling van het expertisebureau voor loon- en premieschade Providius geleid tot een definitieve rapportage gedateerd 13 mei 2008. In dat rapport is een indicatieve materiële schadelast, te weten de benadeling van medewerkers van Hagrip over de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 maait 2007, opgenomen van € 2.171,00. Bij brief van 7 november 2008 heeft de SNCU, verwijzend naar artikel 6 lid 2 van het hierboven genoemde reglement 11, naast de hierboven genoemde materiele schadelast de forfaitaire schadevergoeding vastgesteld op € 5000,00.
3. De vordering en het verweer
3.1 SNCU vordert dat Hagrip , voor wat betreft de vorderingen onder 1, 11, III en V hoofdelijk, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt veroordeeld
1 tot naleving van de CAO en de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche en meer precies tot overlegging van stukken
II tot betaling van € 5000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening
111 tot betaling van € 714,00 ten titel van buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening
IV in de compensatie van de materiële benadeling van € 2.171,00, aan de in de onderzoeksperiode bij Hagrip werkzame uitzendkrachten, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, onder verbeurte van een dwangsom van E’ 100,00 per dag vanaf een maand ia betekening van het vonnis en te maximeren op een door de kantonrechter vast te stellen bedrag
V in de kosten van de procedure.
3.2 De vordering is gegrond op de volgende stellingen, samengevat weergegeven,
3.2.1 SNCU is opgericht door de werknemersorganisaties FNV Bondgenoten, CNV Dienstenbond en de Unie, om activiteiten te bevorderen gericht op goede
arbeidsverhoudingen in de uitzendbranche. Zij geeft voorlichting en informatie en ziet toe op correcte naleving van de CAO. SNCU heeft conform haar sta,tuten een deel van haar bevoegdheden overgedragen aan de Commissie Naleving CAO voor de Uitzendkrachten.
3.2.2 Namens SNCU is sinds 19 juni 2007 een onderzoek bij Hagrip gestart. Uit dit onderzoek is gebleken dat de CAO op een aantal punten niet correct wordt nageleefd. De materiële benadeling van de werknemers binnen de onderzoeksperiode die daar het gevolg van is, bedraagt E 2.171;00. Omdat Hagrip na in gebreke te zijn gesteld heeft volhard in het niet naleven van de CAO moet zij een foiTaitaire schadevergoeding betalen van C 5000,00. Aangezien op vragen van SNCU afdoende antwoorden uitbleven heeft de raadsman van SNCU bij brief van 6 maart 2009 Hagrip gesommeerd de verzochte gegevens aan te leveren en bewijsstukken terzake van de compensatie van de materiële benadeling ad C 2.171,00 te overleggen en de reeds verbeurde schadevergoeding ad C 5000,00 te vermeerderen met de buitengerechtelijke kosten ad 714,00 te voldoen. Hagrip heeft aan die sommatie geen gevolg gegeven.
3.3 Hagrip voert verweer. Zij voert zakelijk weergegeven aan dat de brieven van SNCU en de commissie verkeerd geadresseerd waren. De vordering mocht niet worden ingesteld omdat nog geen afdoend antwoord gegeven was op door Hagrip gestelde vragen en opmerkingen. Verder voert Hagrip aan dat SNCU kort gezegd onvoldoende onderbouwd heeft wat zij te weinig zou hebben betaald. Om al die redenen moeten de vorderingen warden afgewezen.
4. De beoordeling
4.1 Het eerste verweer van Hagrip passeert de kantonrechter. Uit het overgelegde uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van 7 augustus 2009 blijkt dat Hagrip op 22 september 2005 als eenmanszaak is gevestigd. Op 7 mei 2009 is de eenmanszaak omgezet in een commanditaire vennootschap. De eenmanszaak stond op naam van mevrouw Pennewaard de Peffer, terwijl de beherend vennoot van de commanditaire vennootschap de heer Pennewaard is. Uit de overgelegde correspondentie blijkt dat tot februari 2008 de correspondentie is gericht aan Hagrip Detachering, daarna aan Hagrip Detachering BV., In november 2008 en januari 2009 heeft Hagrip zelf brieven verzonden met als afzender Hagrip Detachering V. Ter terechtzitting heeft de heer Pennewaard overigens erkend al de correspondentie te hebben ontvangen en gelezen. Het beroep op onjuiste adressering gaat niet op. Gesteld noch gebleken is dat Hagrip enig nadeel heeft geleden van de gedurende slechts korte tijd in de adressering van brieven van SNCU of de commissie gebruikte onjuiste aanhef.
4.2 Hagrip voert verder aan dat zij geen antwoord heeft gekregen op haar brief van 7 mei 2008 en dat om die reden de vorderingen van SNCU moeten worden afgewezen. De kantonrechter volgt ook in deze Hagrip niet. Nadat door Providius op 19 februari 2008 een audit bij Hagrip was verricht volgde een conceptrapportage gedateerd 28 februari 2008 met het verzoek aan Hagrip daarop te reageren. Hagrip stelt die conceptrapportage niet te hebben ontvangen, wat de kantonrechter onwaarschijnlijk voorkomt, mede gelet op de uitlating van de heer Pennewaard ter zitting dat hij alle stukken had ontvangen en gelezen. Wat daar ook van zij, Hagrip heeft na ontvangst van de rapportage van 24 april 2008 bij brief van 7 mei 2008 gereageerd.
Bij brief van 13 mei 2008 heeft Providius bevestigd de inhoudelijke reactie van Hagrip te hebben ontvangen en die in de definitieve rapportage beknopt te hebben meegenomen. Dat is
ook daadwerkelijk gebeurd zoals blijkt uit de vergelijking van de rapporten van 24 april 2008 en van 13 mei 2008. In het laatste rapport is in schuin lettertype aangegeven een beknopte weergave van de daarop gemaakte opmerkingen of toevoeging.
Op basis van gemelde definitieve rapportage van Providius heeft SNCU bij brief van 7 november 2008 Hagrip gesommeerd, kort samengevat, de CAO voortaan na te leven, aan de medewerkers van Hagrip achterstallig salaris en andere emolumenten te betalen en medewerking te verlenen aan nacontrole. Nadien is van Hagrip geen inhoudelijke reactie ontvangen tot maart 2009.
Bij brief van 17 maart 2009 aan de gemachtigde van SNCU heeft Hagrip onder meer aangegeven dat zij – onder voorbehoud van rechten – vanzelfsprekend de mogelijke schadeplicht zal nakomen. Tenslotte heeft de heer Pen newaard ter gelegenheid van de comparitie van partijen bevestigd dat Hagrip, als de CAO niet goed zou zijn nageleefd, zal betalen. De kantonrechter is gelet op de overgelegde correspondentie, overige stukken en hetgeen ter gelegenheid van de comparitie van partijen naar voren is gebracht, van oordeel dat de vragen die Hagrip in haar brief van 7 mei 2008 heeft gesteld afdoende zijn
beantwoord en hun weerslag hebben gekregen in de definitieve rapportage van Providius. De juistheid van de in die rapportage opgenomen conclusies is niet, althans onvoldoende door Hagrip betwist.
Voor wat betreft de onderbouwing van de vorderingen overweegt de kantonrechter als volgt.
4.3 De SNCU is op grond van de bepalingen van de CAO het aangewezen orgaan dat Moet toezien op de naleving van de CAO bepalingen. Hagrip, een onderneming vallende onder de werkingssfeer van de CAO, moet op grond van artikel 4 van het hierboven onder 2.5 genoemde reglement I aantonen dat de bepalingen van de CAO getrouwelijk worden nageleefd. Ten behoeve van het onderzoek naar naleving van de CAO bepalingen, moet Hagrip de daarvoor dienstige informatie en bescheiden verschaffen. Nu Hagrip dat heeft nagelaten wordt dat deel van de vordering toegewezen.
4.4 Hagrip moet ook de forfaitaire schadevergoeding van e 5000,00 betalen waartoe SNCU gerechtigd was op grond van artikel 6 lid 2 van reglement II behorende bij de statuten van de SNCU, nu Hagrip volhardt in het niet nabetalen van het op grond van de CAO verschuldigde achterstallige salaris en andere emolumenten.
4.5 SNCU heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de buitengerechtelijke kosten in overeenstemming zijn met de redelijke en gebruikelijke tarieven, zodat toewijzing van dat deel van de vordering volgt, met dien verstande dat over de buitengerechtelijke kosten geen rente hoeft te worden vergoed.
4.6 SNCU verzoekt Hagrip te veroordelen in de compensatie van de materiOe benadeling ad C 2.171,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te betalen aan de in de onderzoeksperiode bij Hagrip werkzame uitzendkrachten. Nu vast staat dat Hagrip dat bedrag, noch enig ander bedrag aan de betrokken werknemers heeft uitgekeerd wordt ook dit onderdeel van de vorderingen toegewezen. Aan deze veroordeling wordt de door SNCll gevorderde dwangsom toegewezen, niet dien verstande dat de dwangsommen gemaximeerd worden op E 10.000,00
4.7 Tenslotte zal Hagrip als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van deze procedure moeten dragen.
zaakgegevens 634964 \ CV EXPL 09-6878
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1 veroordeelt gedaagden hoofdelijk tot naleving van de CAO voor de Uitzendkrachten en de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche en tot overlegging van de stukken zoals gespecificeerd in productie 23 bij de dagvaarding overgelegd;
5.2 veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, aan SNCU te betalen C 5000,00 als forfaitaire schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2009 tot de dag der algehele voldoening;
5.3 veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, de buitengerechtelijke kosten aan SNCU te betalen van € 714,00;
5.4 veroordeelt gedaagden aan de in de onderzoeksperiode bij Hagrip werkzame uitzendkrachten te betalen C 2.171,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2009 tot de dag der algehele voldoening, onder verbeurte van een dwangsom van C 100,00 voor iedere dag, te rekenen vanaf een maand na betekening van dit vonnis, dat Hagrip in gebreke blijft aan dit onderdeel van de veroordeling te voldoen, met een maximum van C 10.000,00;
5.5 veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten aan de kant van SNCU gevallen, tot op deze uitspraak begroot op €85,97 exploit, E 208,00 vast recht en salaris gemachtigde E 500,00;
5.6 verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; 5.7 wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. Dl Bender en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2010.
GROSSE
Uitgegeven voor eerste dosse aan en ten behoeve van de eisende partij.
De griffier van de rechtbank, sector kanton Datum: 9 april 2010