SNCU ↔ Q-flex
vonnis
RECHTBANK BREDA
team kanton Breda
zaaldrolnr.: 5861521CV/10-950 vonnis d.d. 22 september 2010 inzake
de stichting STICHTING NALEVING CAO VOOR UITZENDKRACHTEN, statutair gevestigd te Haarlemmermeer,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.H.D. Vergouwen, advocaat te Amsterdam,
tegen;
h.o.d.n. Q-FLEX VLEESBEWERKING, wonende en zaakdoende te
gedaagde,
procederend in persoon.
1. Het verdere verloop van het geding
De verdere procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a) het tussenvonnis van 24 februari 2010 en de daarin genoemde stukken;
b) de aantekeningen van de griffier met betrekking tot de comparitie van partijen van
30 maart 2010;
c) de akte overlegging stukken, tevens houdende wijziging van eis;
d) het audiëntieblad van de rolzitting van 1 september 2010, waaruit blijkt, dat gedaagde geen antwoordakte heeft genomen en niet om uitstel van het nemen van die akte heeft gevraagd.
De inhoud van deze stukken moet als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. Het geschil
Eiseres, hierna te noemen SNCU, vordert na wijziging van eis, waartegen geen bezwaren van processuele aard zijn ingebracht of gebleken, veroordeling van gedaagde, hierna te noemen Q-Flex, tot:
a) naleving van de CAO voor de Uitzendkrachten en de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche en meer precies verplichte correctie van de niet (volledig) gecorrigeerde overtredingen, zoals omschreven in punt 3 van de akte sub 1 c;
b) voldoening van een forfaitaire schadevergoeding van . 100.000, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 januari 2010;
c) betaling van een bedrag van EUR 1.785,- aan buitengerechtelijke kosten; Typ: SdK d) betaling van een bedrag van EUR 1.750,- aan kosten van hercontrole ingevolge ter
Coll: comparitie gemaakte afspraak;
e) betaling van de proceskosten.
Tegen de vorderingen a t/rn c en e voert Q-Flex verweer.
3. De beoordeling
3.1.
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd betwist het volgende vast:
– Bij besluit van de Minister van Sociale Zaken van 19 juni 2009, geplaatst in de Nederlandse Staatscourant van 23 juni 2009 is de CAO voor Uitzendkrachten algemeen verbindend verklaard voor de periode 25 juni 2009 tot 28 maart 2011; Bij besluit van de Minister van Sociale Zaken van 24 juni 2009, geplaatst in de Nederlandse Staatscourant van 26 juni 2009, is de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche algemeen verbindend verklaard voor de periode 28 juni 2009 tot 28 maart 2011, welk besluit op een verder niet ter zake doend onderdeel is gerectificeerd, welke rectificatie is geplaatst in de Nederlandse Staatscourant van 9
juli 2009;
– In art 53 van eerst genoemde CAO is bepaald, dat er een stichting Naleving CAO
voor Uitzendkrachten (SNCU) is opgericht door de partijen, betrokken bij de CAO en dat de statuten en reglementen van deze SNCU zijn vastgelegd in de CAO Sociaal
Fonds voor de Uitzendbranche;
– Laatst genoemde CAO bevat de statuten en reglementen van de SNCU;
- In art. 3 van de statuten staan 2 doelstellingen vermeld, waarvan de tweede als volgt luidt: “Het bevorderen van en het toezien op de naleving van de CAO’s en op krachtens de CAO’s geldende arbeidsvoorwaarden in samenhang met andere wettelijke bepalingen, een en ander in samenwerking met de daarvoor geëigende instanties”;
In art. 4 van de statuten staan de middelen beschreven: “het doen van onderzoek, gericht op betere toepasbaarheid van de CAO’s, het verzamelen van feitelijke gegevens over de arbeidsvoorwaarden, ten behoeve van de bij de CAO’s betrokken partijen (en) het namens de bij de CAO’s betrokken partijen optreden in en buiten rechte, zo nodig ter verkrijging van maatregelen tegen hen die de bepalingen van de CAO’s niet getrouwelijk naleven”;
Ingevolge art. 7 van de statuten kan het bestuur van SNCU de in art. 4 genoemde werkzaamheden opdragen aan de Commissie naleving CAO voor uitzendkrachten, welke Commissie bovendien de bevoegdheid wordt gegeven zich te laten bijstaan door derden;
Het bestuur van SNCU kan ingevolge art. 13 van de statuten reglementen vaststellen, van welke bevoegdheid gebruik is gemaakt door vaststelling van het reglement van de commissie naleving CAO voor uitzendkrachten en het reglement werkwijze van die commissie;
In art. 4 van laatst genoemd reglement wordt een opsomming gegeven van de administratieve gegevens, waarmee een onderneming, waarop de CAO van toepassing is, kan aantonen, dat de CAO’s getrouwelijk worden nageleefd;
Art. 5 regelt de werkwijze van de commissie met betrekking tot de verzoeken tot aanlevering van de in art, 4 bedoelde bescheiden, controleactiviteiten op basis van een gegrond vermoeden van overtreding van de CAO’s en de sanctionering van niet- opvolging van verzoeken en weigering van controle;
In art. 7 van het tweede reglement is bepaald, dat de CAO-partijen hun bevoegdheid tot het instellen van vorderingen ex art. 3 van de Wet AVV en 15 van de Wet CAO overdragen aan SNCU;
Het bestuur van SNCU heeft in juni 2006 een beleid inzake de methodiek forfaitaire schadevergoeding vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de omvang van de onderneming, de duur van de overtredingn(en) en de aard ervan;
Q-Flex drijft sinds 21 april 2008 een onderneming, die valt onder de werkingssfeerbepaling van de beide CAO’s;
Bij brief van 22 oktober 2009 heeft SNCU aan Q-Flex inlichtingen gevraagd over periodes, waarop de vorige CAO voor Uitzendkrachten, die, voor zover van belang, van 25 mei 2008 tot 29 maart 2009 algemeen verbindend was verklaard en de vorige CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche, die, voor zover van belang van 20 juni 2007 tot 29 maart 2009 algemeen verbindend was verklaard, van toepassing waren; Aan dit verzoek, dat gevolgd werd door enkele rappels, heeft Q-Flex geen gevolg gegeven.
Bij gelegenheid van de comparitie van partijen is afgesproken, dat Q-Flex zou meewerken aan rapportage door het namens SNCU en CNCU optredende Providius en de daaraan verbonden kosten van EUR 1.750,- op voorhand zou betalen.
3,2.
SNCU baseert haar vorderingen op de sub 3.1. genoemde bepalingen in de beide CAO’s, de niet-nakoming van de verplichtingen door Q-Flex, de vaststelling van de forfaitaire schadevergoeding conform bestuursbeleid op een bedrag van EUR 100.000,- de ter comparitie gemaakte afspraak en buitengerechtelijke activiteiten van de gemachtigde.
Het verweer van Q-Flex komt in de kern op het volgende neer:
1) Zij wist niet van het bestaan en de CAO-status van SNCU en zij heeft op telefonische en schriftelijke verzoeken geen duidelijkheid verkregen;
2) Zij betaalt lonen boven de CAO en voelt zich door SNCU weggezet als een louche onderneming;
3) Zij heeft een beperkt personeelsbestand (15 personen) en is tot medewerking bereid;
4) De forfaitaire schadevergoeding isexorbitant.
3.3.
De kantonrechter constateert, dat de in de brief van 22 oktober 2009 en nadien gevraagde informatie voor een aanzienlijk deel (2, 3 en 6 geheel en 5, 7, 8 en 10 voor een deel) betrekking heeft op een periode, waarin Q-Flex, blijkens het overgelegde uittreksel uit het Handelsregister, nog niet bestond.
Op de tweede plaats moet worden geconstateerd, dat Q-Flex voor een gedeelte van haar bestaansperiode (21 april-25 mei 2008 en 29 maart 2009-28 juni 2009) niet aan de CAO voor Uitzendkrachten was gebonden. De in de brief van 22 oktober 2009 gevraagde informatie heeft mede betrekking op de periode 21 april-25 mei 2008.
Op de derde plaats valt op, dat SNCU zich in de dagvaarding op de sinds 2009 geldende CAO’s baseert, terwijl de gevraagde informatie geheel of grotendeels betrekking heeft op de voordien geldende CAO’s. Overigens heeft de kantonrechter bij globale vergelijking van de oude en de nieuwe CAO’s op de hier van belang zijnde punten geen wezenlijke verschillen aangetroffen. De kantonrechter begrijpt intussen, dat SNCU de ten tijde van de informatie- en controleactiviteiten geldende CAO-bepalingen van toepassing acht op periodes, waarvoor “de vorige” CAO gold, en de kantonrechter acht dat een opvatting, die in overeenstemming is met een redelijke uitleg van de CAO’s.
Op de gevolgen van in het bijzonder de eerste en de tweede vaststelling komt de kantonrechter in het navolgende nog terug.
3.4.
Het eerste verweer moet worden verworpen. Er veronderstellenderwijze van uitgaande, dat Q-Flex niet is aangesloten bij een van de CAO-partijen is door de algemeen verbindendverklaring van de beide CAO’s de inhoud daarvan voor Q-Flex gaan gelden als ging het hier om overheidswetgeving. Onwetendheid met betrekking tot de inhoud van de CAO’s moet daarom op dezelfde wijze worden beoordeeld als onwetendheid met betrekking tot (overige) wetgeving. De omstandigheid, dat mogelijk telefonisch weinig klantvriendelijk is gereageerd op vragen van Q-Flex neemt niet weg, dat Q-Flex andere wegen ten dienste stonden om zich van de status van SNCU op de hoogte te stellen: het Ministerie van Sociale Zaken, de ABU, de website van SNCU (vermeld op de brief).
3.5.
Met betrekking tot het tweede en derde verweer blijkt ter comparitie, dat de SNCU door derden (kennelijk een of meer ex-werknemers van Q-Flex) is benaderd over mogelijke overtredingen van CAO-voorschriften door Q-Flex en dat die meldingen in dit geval voor SNCU aanleiding waren om inlichtingen te vragen. Overigens kan SNCU ook steekproefsgewijs, zonder meldingen of aanwijzingen anderszins dat het mogelijk niet goed zit met de naleving van CAO-voorschriften, inlichtingen vragen. Als inderdaad boven de CAO wordt betaald, zou dit kunnen blijken uit door Q-Flex te produceren gegevens, maar dat laatste is nu juist niet gebeurd. Het is niet SNCU, dat Q-Flex als louche wegzet, het is Q-Flex zelf, dat door haar eigen nalatigheid aan deze negatieve beeldvorming de grootste bijdrage levert.
De omstandigheid, dat Q-Flex NEN-gecertificeerd is en dat de organisatie, die daarop toeziet (VRO) ook betrokken is bij het werk van SNCU, is onvoldoende reden om het verstrekken van informatie ten behoeve van de controle op de naleving van de CAO achterweg te laten. Het gaat, zoals ter comparitie onweersproken wordt gesteld door SNCU om wezenlijk verschillende toetsingen.
Uit de rapportage door Providius B.V. blijkt, dat Q-Flex gemiddeld 10 tot 15 werknemers heeft, en dat over de onderzochte periode april 2008 t/m maart 2009 aan verreweg de meeste CAO-verplichtingen is voldaan. In punt 3 van de akte wordt melding gemaakt van ontbrekende gegevens. Waar dat gebrek aan naleving niet wordt bestreden is de vordering sub 2.a toewijsbaar.
3.6.
Met betrekking tot het vierde verweer zijn allereerst de sub 11 genoemde vaststellingen van belang: SNCU heeft nogal wat gegevens gevraagd over de periode voor de oprichting van QFlex en ook over een niet AVV-periode. Dat is slordig het Handelsregister is ook voor SNCU toegankelijk en relativeert het gewicht van de nalatigheid.
De niet-naleving van de inlichtingenplicht v66r mei 2010 is een omstandigheid, die voor rekening en risico van Q-Flex komt en die in beginsel leidt tot schade aan de zijde van SNCU respectievelijk CAO-partijen.
Wordt gekeken naar het rapport Providius, dan is de conclusie gerechtvaardigd, dat SNCU met Q-Flex geen grote boosdoener bij het nekvel heeft.
De kantonrechter heeft kennis genomen van productie 3 bij dagvaarding en komt tot de conclusie, dat er geen aanwijzingen zijn, dat Q-Flex thuis hoort in een andere dan de laagste categorie, waarbij een forfaitaire schadevergoeding van EUR 5.000,- hoort.
Waar SNCU het ter comparitie toegezegde bedrag van EUR 1.750,- apart vordert, ziet de kantonrechter aanleiding daarmee bij de vaststelling van de forfaitaire schadevergoeding rekening te houden en wel aldus, dat de forfaitaire vergoeding (“voor de apparaatskosten van SNCU”) zal worden gesteld op EUR 2.500,-.
3.7.
Met betrekking tot de post buitengerechtelijke kosten constateert de kantonrechter, dat het in het lichaam van de dagvaarding genoemde bedrag van EUR 535,- inclusief btw EUR 1.250,- lager is dan het bedrag, dat in het petitum staat vermeld. Onderbouwing voor meer dan het bedrag van EUR 535,- ontbreekt, zodat het meerdere boven dit bedrag zal worden afgewezen.
- 4. De kosten
Enerzijds geldt, dat ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding Q-Flex nalatig was in de nakoming van haar verplichtingen. Anderzijds blijft van de in concreto gevorderde bedragen weinig over. De kantonrechter zal daarom bepalen, dat Q-Flex wordt verwezen in 50 % van de kosten, voor zover gerechtvaardigd door het toewijsbaar geoordeelde bedrag en een
zekere opslag voor de resterende nakomingsvordering, terwijl de andere 50 % zal worden gecompenseerd.
- 5. De beslissing De kantonrechter:
veroordeelt Q-Flex tot naleving van de CAO voor de Uitzendkrachten en de CAO Sociaal Fonds Uitzendbranche en meer precies tot het verplicht corrigeren van de niet volledig) gecorrigeerde overtredingen, zoals omschreven in punt 3 van de akte van 18 augustus 2010;
veroordeelt Q-Flex tot betaling van EUR 2.500,- aan forfaitaire schadevergoeding, EUR 1.750,- aan kosten van controle door Providius en EUR 535,- aan buitengerechtelijke kosten;
veroordeelt Q-Flex tot betaling van de wettelijke rente over een bedrag van
EUR 2.500,- vanaf 15 januari 2010 en over bedragen van EUR 1.750,- en EUR 525,- vanaf heden;
verwijst Q-Flex in 50 % van de kosten aan de zijde van SNCU gevallen, tot op heden begroot op EUR 920,93, waarvan EUR 625,- aan salaris voor de gemachtigde van SNCU en veroordeelt Q-Flex tot betaling van die helft, groot EUR 460,46 en compenseert de kosten voor het overige;
wijst af meer of anders gevorderde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Wallis en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 september 2010.