SNCU ↔ VDS
Vonnis
RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE Sector Kanton
Locatie ‘s-Gravenhage
YFR
Zaaknummer: 844509 / 09-8893
Vonnis in de zaak van:
de stichting Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten,
eisende partij
tegen
gedaagde partij
Verloop van de procedure
Bij dagvaarding d.d. I april 2009 heeft eisende partij tegen gedaagde partij een vordering ingesteld zoals omschreven in de dagvaarding, waarvan een gewaarmerkt afschrift aan dit vonnis is gehecht.
Op de rolzitting van 16 april 2009 is aan gedaagde partij op haar verzoek een termijn verleend tot de rolzitting van 26 mei 2009 voor het (mondeling of schriftelijk) nemen van een conclusie van antwoord. Dit is op de zitting aan gedaagde partij meegedeeld, dan wel haar nadien bij brief van de griffier meegedeeld. Gedaagde partij is op de daarvoor aangewezen zitting echter niet verschenen en heeft evenmin op andere wijze gereageerd. Op grond daarvan is de uitspraak van het vonnis bepaald op heden.
Beoordeling van het geschil
Voor de omschrijving van de vordering van eisende partij en de daartoe aangevoerde gronden wordt verwezen naar de aangehechte dagvaarding waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd. Nu gedaagde partij, hoewel zij daartoe naar behoren in de gelegenheid gesteld is, tegen de vordering van eisende partij geen verweer heeft gevoerd, moet worden uitgegaan van de juistheid van de feiten die eisende partij aan de vordering ten grondslag heeft gelegd. Deze feiten vormen naar het oordeel van de kantonrechter een toereikende grondslag voor de vordering, zodat deze kan warden toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden beperkt tot een totaal van C 5.000,—,
Als in het ongelijk gestelde partij dient gedaagde partij te worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van eisende partij.
2
Beslissing
De kantonrechter,
veroordeelt gedaagde partij tot naleving van de CAO voor de Uitzendkrachten en de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche en tot overlegging van de stukken zoals gespecificeerd in de brief van eisende partij van 16 april 2008 die als productie 14 bij dagvaarding is overgelegd;
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te voldoen C 31,615,– als forfaitaire schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te voldoen
e 1.190,– aan buitengerechtelijke kosten (inclusief BTW), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde partij om aan de in de onderzoeksperiode bij gedaagde partij werkzame uitzendkrachten te betalen C 188.399,– als compensatie van de materiele benadeling, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag van de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening, zulks onder verbeurte van een dwangsom
e 500,– per dag dat gedaagde hiermee in gebreke blijft, zulks met een maximum van in totaal E 5.000,– aan dwangsom;
veroordeelt gedaagde partij in de kosten van de procedure, tot op deze uitspraak vastgesteld op C 993,98 waaronder 700,– voor het aan de gemachtigde van eisende partij toekomende salaris;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. R.J. ter Kuile en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2009 in bijzijn van de griffier.