SFT ↔ XXX
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rolnummer: 25389701 CV EXPL 13-15028
vonnis van de kantonrechter d.d. 29 oktober 2014
inzake
de stichting Stichting Sociaal Fonds Taxi,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Culemborg,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.W.M. Heijlaerts, advocaat te Amsterdam
tegen
XXX h.o.d.n. Taxi XXX
wonende te ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. W. Coppoolse, advocaat te Groningen.
Partijen zullen hierna SFT en XXX worden genoemd.
PROCESGANG
SFT heeft bij dagvaarding, op de daarin geformuleerde gronden, gevorderd bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad XXX te veroordelen:
I tot naleving van de CAO Taxivervoer en de CAO SFT en meer precies tot overlegging van de stukken als gespecificeerd in de brief van SFT van 23 januari 2013 zulks op straffe van een dwangsom en:
II XXX te veroordelen om tegen kwitantie aan SFT te voldoen de somma van
€ 25.200,00 als forfaitaire schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag der dagvaarding en voorts:
III XXX te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten ad € 1.242,67 inclusief BTW te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag en tevens in de proceskosten.
XXX heeft de vorderingen betwist.
Partijen hebben vervolgens over en weer hun standpunten nader toegelicht. SFT heeft bij repliek haar vordering verminderd. De vordering onder 1 is komen te vervallen, de vordering onder II heeft zij verminderd tot een bedrag van € 5.780,00 aan forfaitaire schadevergoeding en de vordering sub III heeft zij verminderd tot een bedrag van € 803,44 inclusief BTW. XXX heeft bij dupliek een productie overgelegd. SFT is daarop in de gelegenheid gesteld zich omtrent die productie nader uit te laten. XXX is vervolgens in de gelegenheid gesteld zich nader omtrent die akte uit te laten. XXX heeft zich daaromtrent uitgelaten bij akte van 3 september 2014.
Vonnis is nader bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
1 De feiten
1.1 Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken het volgende vast.
1.2 XXX heeft een onderneming gedreven die tegen betaling personenvervoer verricht in de zin van de Wet Personenvervoer.
1.3 Zijn bedrijf valt daarmee zowel onder de werkingssfeer van de CAO Taxivervoer 2009 als de CAO Sociaal Fonds Taxi (hierna: CAO SFT). Beide cao’s zijn door de Minister van Sociale zaken en Werkgelegenheid (opnieuw) algemeen verbindend verklaard tot en met 31 december 2013.
1.4 SFT is door werkgevers- en werknemersorganisaties in de bedrijfstak taxivervoer opgericht. Haar taken en bevoegdheden zijn vastgelegd in de CAO SFT en de daarvan deel uitmakende statuten en reglementen. In artikel 3 lid 1 aanhef en sub b onder 1 en 6 van de statuten zijn de werkzaamheden met betrekking tot de CAO Taxivervoer vermeld. Die werkzaamheden zijn onder meer het houden van toezicht op de naleving van de kernbepalingen van de CAO Taxivervoer en het optreden in en buiten rechte, zo nodig ter verkrijging van maatregelen tegen hen die de bepalingen van de CAO Taxivervoer niet getrouwelijk naleven.
1.5 In het bij de CAO SFT behorende uitvoeringsreglement (Bijlage 1) is onder meer bepaald:
“Artikel 4B Op de werkgever rust de bewijslast met betrekking tot het aantonen, dat de CAO Taxivervoer en de CAO SFT wordt nageleefd.
Artikel 5 Het aantonen dat de CAO getrouwelijk wordt nageleefd, moet blijken uit de door of namens de werkgever gevoerde inzichtelijke en deugdelijke administratie (..)
Artikel 9 1. Partijen bij de CAO Taxivervoer en de CAO SFT dragen hun bevoegdheid tot het instellen van vorderingen als bedoeld in artikel 15 van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst en artikel 3, vierde lid, van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten met inachtneming van het gestelde in artikel 9A over aan het SFT voor zover het betreft de vorderingen terzake van de schade, die zij zelf lijden.
2. Indien een werkgever na ingebrekestelling door of namens het SFT gedurende tenminste 14 dagen nalatig blijft de vanwege het SFT verzochte gegevens met betrekking tot de wijze waarop hij de CAO naleeft te verstrekken, dan wel onjuiste gegevens verstrekt, is hij verplicht door dat enkele feit aan het SFT een forfaitaire schadevergoeding te betalen (…). SFT kan besluiten geheel of gedeeltelijk af te zien van het innen van deze schadevergoeding indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven.
3. Indien een werkgever na ingebrekestelling door of namens SFT gedurende tenminste 14 dagen volhardt bij het niet naleven van de CAO op de ingebrekestelling vermelde punten, is hij onverminderd het gestelde onder 2 verplicht aan SFT een door de Stichting te bepalen schadevergoeding te bepalen. Bij het bepalen van de schadevergoeding wordt in ieder geval rekening gehouden met de aard, de omvang en de duur van de niet naleving, alsmede met de loonsom van de onderneming van de betrokken werkgever. Daarnaast kan rekening gehouden worden met de mate waarin die werkgever alsnog achterstallige verplichtingen jegens zijn personeel nakomt dan wel zekerheid stelt voor een correcte naleving van de CAO.
Artikel 9b 1. De forfaitaire schadevergoeding (S) genoemd in artikel 9, lid 2, wordt als volgt berekend: S = A x Wx€1 waarin A = de laatste voor de betrokken werkgever vastgestelde jaarlijkse premieafdracht SFT (..) W= is het aantal weken dat de werkgever in gebreke blijft. (..)
3. De schadevergoeding dient ter dekking van de kosten die het SFT maakt en de te dezer zake verkregen middelen worden toegevoegd aan de geldmiddelen van het SFT (..) tot dekking van de kosten die het SFT moet maken als gevolg van haar toezichthoudende taak ten aanzien van de wijze waarop de CAO wordt nageleefd. Het SFT behoeft niet aan te tonen dat zij de schade in de omvang als door haar gevorderd ook daadwerkelijk heeft geleden.”
1.6 SFT heeft XXX bij brief van 23 januari 2013 aangeschreven met het verzoek om een aantal stukken aan te leveren ten behoeve van een schriftelijk onderzoek naar de naleving van de CAO’s. SFT heeft XXX bij brief van 19 februari 2013 verzocht de gevraagde stukken binnen vijf dagen aan te leveren. Zij heeft dit verzoek herhaald bij brief van 28 februari 2013. Bij schrijven van 20 maart 2013 heeft SFT XXX verzocht en met een ingebrekestelling gesommeerd om de stukken binnen twee weken alsnog aan te leveren zulks op straffe van het verbeuren van een forfaitaire schadevergoeding op grond van het bepaalde in artikel 9 Reglement SFT.
1.7 Na ontvangst van enkele stukken op 2 april 2013 heeft SFT XXX bij brief van 22 april 2013 verzochte de overige, eerder gevraagde, stukken zo spoedig mogelijk aan te leveren onder mededeling dat de forfaitaire schadevergoeding doorloopt tot het moment dat alle stukken in goede orde zijn ontvangen.
1.8 Bij schrijven van 16 augustus 2013 heeft de raadsman van SFT XXX opnieuw verzocht de in de brief van SFT van 23 januari 2013 gevraagde informatie binnen twee weken over te leggen waarbij tevens aanspraak is gemaakt op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.
2 Het standpunt van SFT
2.1 SFT maakt, na vermindering van eis, op grond van artikel 9 aanspraak op een forfaitaire schadevergoeding. In de conclusie van repliek heeft zij aangegeven dat XXX lopende de procedure op 22 januari en 17 februari 2014 alsnog een deel van de stukken heeft overgelegd. Daaruit is gebleken dat in de periode februari tot en met oktober 2012 voor Huizinga 169,84 meer uren zijn gewerkt dan verbond. XXX heeft op verzoek van SFT aangegeven dat dat uren waren dat de werknemer stage bij een ander taxibedrijf liep. Dit stagebedrijf, Stichting Taxi Noord, is een gelieerd taxibedrijf waarvan XXX met zijn vader bestuurder is. Nu er slechts sprake is van een werknemer ziet SFT aanleiding de forfaitaire schadevergoeding vast te stellen op € 5.780,00 waarmee een mogelijk concurrentievoordeel wordt weggenomen. Zij heeft de buitengerechtelijke incassokosten navenant verminderd.
2.2 In de akte van 9 juli 2014 heeft zij onder verwijzing naar een arrest van het hof Den Haag en het bepaalde in artikel 9B van het controlereglement aangegeven dat zij niet hoeft aan te tonen en dat dat van haar ook niet kan worden verlangd, dat de schade concreet wordt begroot.
3 Het standpunt van XXX
3.1 XXX heeft gedurende het bestaan van zijn bedrijf slechts één werknemer in loondienst gehad. De betreffende werknemer, de heer D.S. Huizinga, is in dienst geweest van 1 tot en met 28 februari 2012 en van 1 juni tot en met 30 september 2012. Tussentijds heeft hij stage gelopen bij een ander taxibedrijf omdat in februari 2012 gebleken was dat hij nog niet in staat was als zelfstandig taxichauffeur werkzaamheden te verrichten.
3.2 XXX erkent niet tijdig op grond van de cao op eerste verzoek van SFT de stukken aan SFT te hebben gezonden. Hij was tijdelijk het overzicht kwijt, inmiddels zijn de bedrijfsactiviteiten gestaakt. Nadien heeft hij om een regeling te bereiken alsnog stukken toegestuurd aan SFT, met uitzondering van de stage-overeenkomst waarover hij niet beschikte. Daarmee is sprake van een bijzondere omstandigheid op grond waarvan de vordering ten aanzien van de forfaitaire schadevergoeding dient te worden afgewezen, althans dient te worden gematigd.
3.3 Bij dupliek is de stage-overeenkomst met Huizinga overgelegd. De stage-overeenkomst is niet met Stichting Taxi Noord aangegaan maar met de heer G. Huigen handelende onder de naam Taxi Noord.
XXX heeft daarmee genoegzaam aangetoond dat de werknemer gedurende zijn uitkerings- en stageperiode niet bij hem in dienst was.
4 Beoordeling
4.1 XXX heeft als verweer aangevoerd dat de betreffende werknemer Huizinga gedurende de uitkerings- en stageperiode niet bij hem in dienst was. Voor de beoordeling van de vraag of de boete verschuldigd is, is dat echter niet doorslaggevend omdat het gelet op de inhoud van de regeling, met name gaat om het al dan niet tijdig aanleveren van de door SFT, bij herhaling, gevraagde informatie.
4.2 XXX heeft erkend dat hij niet heeft voldaan aan de op hem rustende verplichtingen op grond van de cao’s om de door SFT aan hem in de brief van 23 januari 2013 gevraagde en omschreven informatie en stukken tijdig aan SFT aan te leveren.
In artikel 8 van het Reglement is de werkwijze van SFT omschreven waar het gaat om het aanschrijven tot het aanleveren van afschriften van administratieve bescheiden. Niet gesteld of gebleken is, mede gelet op de door SFT aan XXX gestuurde brieven, dat SFT zich niet aan die werkwijze zou hebben gehouden.
4.3 Op grond van het bepaalde in artikel 9 tweede lid van het uitvoeringsreglement bij de CAO SFT is XXX als werkgever bij overschrijding van de door SFT gestelde termijn voor het aanleveren van de gevraagde gegevens, een forfaitaire, wekelijks oplopende, schadevergoeding verschuldigd die berekend wordt op de voet van artikel 9B eerste lid.
Nu vast is komen te staan dat XXX de gevraagde informatie niet (tijdig) heeft aangeleverd en daarvoor destijds ook geen toereikende verklaring is gegeven, is hij daarmee een forfaitaire schadevergoeding verschuldigd in voormelde zin.
4.4 De kantonrechter stelt vast dat met de vermindering van eis bij repliek door SFT niet langer ook nakoming van de verplichtingen uit de cao ter zake van het aanleveren van die administratieve bescheiden wordt gevorderd.
4.5 SFT heeft haar vordering ter zake van de forfaitaire schadevergoeding bij repliek tevens gematigd. Waar zij voordien een bedrag vorderde van € 25.200,00 heeft zij thans dat bedrag gematigd tot een bedrag van € 5.780,00.
4.6 Daaromtrent wordt het volgende overwogen.
De partijen bij de CAO Taxivervoer en de CAO SFT hebben aan SFT hun bevoegdheid overgedragen tot het instellen van vorderingen in de zin van artikel 15 van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (Wet CAO) en artikel 3 vierde lid van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaringen van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomst (Wet AVV).
Het beding in artikel 9 tweede lid, de forfaitaire schadevergoeding, dient te worden aangemerkt als een boetebeding. De wekelijks oplopende boete van artikel 9B is (ook) bedoeld voor de materiële en immateriële schade als bedoeld in voormelde artikelen. Het niet nakomen van de verplichtingen op basis van de cao door een werkgever leidt in de bedrijfstak tot verlies van reputatie en wervingskracht van de cao partijen.
De boete bedoeld in artikel 9 eerste lid van het uitvoeringsreglement strekt dan ook tot vergoeding van schade in voormelde zin maar op grond van het derde lid van artikel 9B, eveneens ter dekking van de kosten die SFT maakt.
4.7 XXX heeft bij dupliek niet (meer) aangevoerd dat ook de verminderde vordering ter zake van die forfaitaire schadevergoeding voor verdere matiging in aanmerking komt. De kantonrechter overweegt dat een boete als de onderhavige slechts gematigd kan worden indien toepassing van het boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarmee onaanvaardbaar resultaat leidt. Gelet op de gematigde hoogte van de boete, de inhoud en het belang van het betreffende cao-artikel en alle overige omstandigheden als aangevoerd, is de kantonrechter van oordeel dat er geen aanleiding is voor een verdere matiging van de thans nog gevorderde forfaitaire schadevergoeding.
Het vorenstaande betekent dat het gematigde bedrag ad € 5.780,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag der dagvaarding voor toewijzing in aanmerking komt.
4.8 Omtrent de buitengerechtelijke incassokosten wordt het volgende overwogen. XXX heeft bij antwoord aangegeven dat de hoogte van dat bedrag dient te worden afgestemd op de hoogte van een eventueel toe te wijzen schadevergoeding. Na de vermindering van eis bij repliek waarbij tevens de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten navenant is verminderd, heeft XXX ter zake van die vermindering van eis geen verweer meer gevoerd.
De kantonrechter is van oordeel dat het redelijk is dat SFT ter zake een raadsman heeft ingeschakeld en is tevens van oordeel dat de gevorderde, verminderde, vergoeding ad € 803,44 inclusief btw als een redelijke vergoeding dient te worden aangemerkt. De over die vergoeding vanaf de datum der dagvaarding gevorderde wettelijke rente wordt niet toegewezen.
5 Proceskosten
XXX wordt als de in het ongelijk gestelde procespartij in de kosten van de procedure veroordeeld. Het salaris gemachtigde wordt gebaseerd op de hoogte van het toegewezen bedrag.
Beslissing
De kantonrechter:
– veroordeelt XXX om tegen bewijs van betaling aan SFT te betalen de somma van € 6.583,44 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 5.780,00 vanaf de dag der dagvaarding;
– veroordeelt XXX tevens in de kosten van de procedure aan de zijde van SFT tot deze uitspraak vastgesteld op € 896,00 aan griffierecht, € 94,79 aan explootkosten en € 500,00 voor salaris gemachtigde;
– wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
– verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. B. van den Bosch, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 oktober 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.