SNCU ↔ TOF UITZENDBUREAU & DETACHERING
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Kanton
Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 775070 CV 13-2294
vonnis d.d. 2 oktober 2013
inzake
de stichting STICHTING NALEVING CAO VOOR UITZENDKRACHTEN,
statutair gevestigd te Barendrecht,
eiseres,
gemachtigde: mr.drs. M.H.D. Vergouwen, advocaat te Amsterdam,
tegen
XXX h.o.d.n. TOF UITZENDBUREAU & DETACHERING,
wonende te
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen zullen verder worden aangeduid als SNCU en TOF.
1. Het verloop van het geding
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. de dagvaarding van 18 april 2013 met producties;
b. de conclusie van antwoord met producties;
c. de brief van de zijde van SNCU d.d. 20 juni 2013 met een productie;
c. de conclusie van repliek;
d. de conclusie van dupliek met producties.
2. Het geschil
2.1 SNCU vordert – kort samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, TOF te veroordelen:
I. tot naleving van de CAO voor de Uitzendkrachten en de CAO Sociaal fonds voor de Uitzendbranche, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag dat zij daarmee vanaf twee weken na betekening van dit vonnis in gebreke is;
II. tot nabetaling van het bedrag van € 1.880,88 zoals gespecificeerd in de brief van 14 februari 2013 (productie 17 bij dagvaarding);
III. om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan SNCU te voldoen, het niet binnen vier weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis nabetaalde gedeelte van het onder II genoemde bedrag van €1.880,88 als aanvullende forfaitaire schadevergoeding;
IV. om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan SNCU te voldoen de somma van € 5.000,00 als forfaitaire schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 april 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening;
V. tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 341,24 inclusief BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 april 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening;
VI. tot betaling van de proceskosten.
2.2 TOF voert verweer.
3. De beoordeling
3.1 Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de niet weersproken inhoud van de producties, het volgende vast.
– De SNCU bevordert activiteiten die gericht zijn op het creëren van goede arbeidsverhoudingen in de uitzendbranche. SNCU ziet onder meer toe op een correcte naleving van de CAO.
– TOF stelt werknemers ter beschikking aan derden om onder leiding en toezicht van derden arbeid te verrichten.
– Ten tijde van de onderzoeksperiode (4e kwartaal 2009, 2010, en le en 3e’ kwartaal 2011) waren op TOF de CAO voor Uitzendkrachten en de CAO Sociaal fonds voor de Uitzendbranche van toepassing.
– Het onderzoek naar TOF loopt sinds 16 juni 2011.
– Bij brief van 16 juni 2011 heeft SNCU TOF verzocht tot het schriftelijk aanleveren van afschriften van een selectie van de administratieve bescheiden over de onderzoeksperiode (zie hierboven). Tof heeft niet op deze brief gereageerd. SNCU heeft op 1 juli 2011 een aanmaning gestuurd. Op 3 juli 2011 heeft TOF SNCU schriftelijk medegedeeld dat de ABU CAO werd gevolgd en dat SNCU zich voor verdere informatie tot de boekhouder van TOF kon wenden. Bij brief van 11 augustus 2011 heeft SNCU TOF medegedeeld dat het de verantwoordelijkheid is van TOF om de stukken bij zijn boekhouder op te vragen en aan SNCU te zenden. Uiteindelijk zijn de gevraagde stukken aan SNCU toegezonden.
– Op 3 januari 2012 heeft SNCU TOF medegedeeld dat een gegrond vermoeden is vastgesteld van niet-naleving van de CAO.
– Het onafhankelijke externe onderzoeksbureau VRO heeft op 23 januari 2012 een controle ter plaatse uitgevoerd. Op 9 maart 2012 heeft VRO de definitieve rapportage aan TOF gezonden. Uit de rapportage blijkt dat TOF de CAO’s niet (voldoende) heeft nageleefd.
– Bij brief van 30 augustus 2012 heeft SNCU TOF verzocht drie verklaringen te overleggen (productie 12 bij dagvaarding). Ook na sommatie heeft TOF hier niet aan voldaan.
– Bij brief van 29 november 2012 heeft SNCU TOF in gebreke gesteld en nog eenmaal de gelegenheid geboden om binnen veertien dagen de drie verklaringen te overleggen, onder verbeurte van een forfaitaire schadevergoeding van € 5.000,00. TOF heeft de verklaringen niet afgegeven.
– Bij brief van 14 februari 2013 heeft SNCU TOF nogmaals 14 dagen de gelegenheid gegeven om de verklaringen over te leggen, alsmede één maand om de materiële benadeling ad € 1.880,88 ter zake het vakantiegeld te compenseren aan de betrokken (ex)werknemers. Hierop heeft TOF eerst na sommatie gereageerd. TOF heeft in een telefoongesprek op 18 maart 2013 aangegeven, dat alle nabetalingen hebben plaatsgevonden en dat de loonstroken zijn gewijzigd. In dit verband heeft hij drie verklaringen van werknemers overgelegd. SNCU heeft TOF verzocht om nadere bewijsstukken, maar TOF heeft niet naar tevredenheid van SNCF gereageerd. SNCU heeft de verklaringen niet als bewijsstukken geaccepteerd.
3.2 SNCU legt aan haar vordering ten grondslag dat TOF toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen voortvloeiend uit de CAO voor Uitzendkrachten en de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche, gedurende de periode dat deze algemeen verbindend zijn verklaard. SNCU baseert zich hierbij op bovenstaande feiten en heeft tevens gewezen op arresten van de Gerechtshoven Amsterdam en ‘s-Hertogenbosch.
Volgens SNCU is de forfaitaire schadevergoeding geen civiele boete, maar een schadevergoeding in de zin van de artikelen 15, 16 en 17 Wet CAO, die verschuldigd is omdat TOF nalatig is in het verstrekken van de door SNCU verzochte gegeven.
3.3 TOF heeft bij conclusie van antwoord verweer gevoerd.
3.4 SNCU heeft de vordering bij conclusie van repliek nader toegelicht en daarbij het antwoord van TOF op die vordering gemotiveerd weersproken.
3.5 Van de vervolgens geboden gelegenheid hierop nogmaals een reactie te geven heeft TOF slechts in zoverre gebruik gemaakt, dat zij de identiteitsbewijzen van haar drie werknemers heeft overgelegd. Een nadere toelichting en/of andere producties
– salarisspecificaties en getekende kwitanties dan wel bankafschriften – zijn niet in het geding gebracht.
3.6 Aangezien de niet weersproken (nadere) stellingen van SNCU het verweer van TOF voldoende weerleggen en de vordering geheel kunnen dragen, zal de vordering worden toegewezen, met dien verstande dat de dwangsom zal worden gematigd tot € 500,00 per dag met een maximum van € 50.000,00.
3.7 De buitengerechtelijke kosten zullen als onweersproken en in overeenstemming met rapport Voorwerk II worden toegewezen.
3.8 De wettelijke rente zal eveneens als onweersproken en gegrond op de wet worden toegewezen.
3.9 TOF zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
4. De beslissing
De kantonrechter:
I. veroordeelt TOF tot naleving van de CAO voor de Uitzendkrachten de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche indien en voor zover deze algemeen verbindend zijn verklaard, op straffe van een dwangsom van E 500,00 voor iedere dag dat zij daarmee vanaf twee weken na betekening van dit vonnis in gebreke is, tot een maximum van € 50.000,00;
II. veroordeelt TOF tot nabetaling van het bedrag van € 1.880,88 over de periode van 1 oktober 2009 tot en met 31 maart 2011 en 1 juli 2011 tot en met 30 september 2011 aan de betrokken (ex-)werknemers, overeenkomstig productie 17 bij dagvaarding, binnen vier weken na betekening van dit vonnis;
III. veroordeelt TOF om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan SNCU te voldoen, het niet binnen vier weken na betekening van dit vonnis nabetaalde gedeelte van het onder II. genoemde bedrag van € 1.880,88 als aanvullende forfaitaire schadevergoeding;
IV. veroordeelt TOF om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan SNCU te voldoen de som van € 5.000,00 als forfaitaire schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 april 2013 tot aan de dag van algehele voldoening;
V. veroordeelt TOF in de buitengerechtelijk kosten ten bedrage van € 341,24 inclusief BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 april 2013 tot de dag van de algehele voldoening;
VI. veroordeelt TOF in de kosten van dit geding, aan de zijde van SNCU tot op heden begroot op € 1.574,34, daarin begrepen een bedrag van € 600,00 als salaris voor de gemachtigde van SNCU;
VII. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
VIII. wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. Goossens, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2013.