SNCU ↔ XXX
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 1384032 CV EXPL 12-30440
Vonnis van: 12 november 2013
F.no.: 590
Vonnis van de kantonrechter
Inzake Stichting STICHTING NALEVING CAO VOOR UITZENDKRACHTEN
gevestigd te Barendrecht
eiseres
nader te noemen SNCU
gemachtigde: mr. drs. M.H.D. Vergouwen
tegen
XXX
wonende te
gedaagde
nader te noemen XXX
verschenen in persoon
Verloop van de procedure:
– dagvaarding met producties van 25 september 2012;
– mondelinge conclusie van antwoord;
– comparitie van partijen op 29 november 2012, waarbij aanwezig namens SNCU M.N. Kuijer en de gemachtigde en XXX;
– akte met producties van SNCU van 5 februari 2013 met het verzoek de zaak voor vier maanden aan te houden in verband met nader onderzoek;
– akte met producties van SNCU van 28 mei 2013 met het verzoek de zaak nogmaals voor vier maanden aan te houden om XXX in de gelegenheid te stellen het reguliere proces bij CAO-controle te doorlopen;
– akte van SNCU met producties tevens houdende een wijziging van eis;
– reactie van XXX met producties;
– reactie SNCU op de producties.
1. Feiten
Als gesteld en niet (voldoende) weersproken, staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
1.1. De SNCU, de Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten, ziet ondermeer toe op de naleving van de CAO voor uitzendkrachten.
1.2. In de – in deze procedure van belang zijnde – periode januari 2010 tot en met augustus 2011 waren voornoemde CAO en de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche algemeen verbindend verklaard.
1.3. Beide CAO’s zijn van toepassing op de natuurlijke persoon of rechtspersoon die uitzendkrachten ter beschikking stelt van (uitzendt naar) opdrachtgevers.
1.4. Onder de CAO’s vallende bedrijven dienen hun medewerking te verlenen aan door de CNCU (Commissie Naleving CAO voor Uitzendkrachten) gevraagde informatie.
1.5. In een van toepassing zijnd reglement wordt beschreven op welke wijze de gegevens dienen te worden opgevraagd.
1.6. Indien een werkgever volhardt in het niet naleven van de CAO’s is de werkgever verplicht aan de SNCU een forfaitaire schadevergoeding te betalen volgens een staffel die oploopt tot maximaal € 100.000,00.
1.7. Het beleid van SNCU is om bij niet meewerkende ondernemingen de forfaitaire schadevergoeding standaard te bepalen op € 100.000,00.
1.8. Het bedrijf van XXX is ingeschreven in het handelsregister met als activiteit: “klussen- en schoonmaakbedrijf, alsmede het uitlenen van personeel en uitzendbureau”.
1.9. Naar de onderneming van XXX loopt sinds 16 september 2011 een onderzoek.
1.10. Aan de volgens voornoemd reglement aan XXX gerichte verzoeken tot het verschaffen van informatie heeft XXX niet gereageerd.
Naar aanleiding van een brief van 16 december 2011 van de raadsman van SNCU heeft XXX telefonisch laten weten de gevraagde stukken niet te kunnen aanleveren omdat hij niet over de financiële middelen beschikte deze stukken per post te versturen.
1.12. Op nader aan XXX gegeven termijnen de stukken alsnog aan te leveren is door XXX niet gereageerd.
1.13. De door XXX na de in deze procedure bepaalde comparitie van partijen overlegde stukken hebben geleid tot het besluit van de SNCU van 29 januari 2013 een gegrond vermoeden van de overtreding van de CAO aan te nemen.
1.14. Daarop heeft op 21 maart 2013 een onderzoek ter plaatse bij de onderneming van XXX plaatsgevonden.
1.15. Het onderzoek heeft plaatsgevonden door een onafhankelijk onderzoeksbureau VRO. Die concludeerde dat de de CAO’s op vele punten niet correct door XXX zijn nageleefd. De indicatieve materiële schadelast is over de periodes 1 juni 2009 tot en met 31 december 2009, 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 en 1 januari 2011 tot en met 27 maart 2011 vastgesteld op € 123.088,00. Dat bedrag zou te weinig zijn betaald aan de (ex)werknemers van XXX.
1.16. Bij brief van 23 mei 2013 is XXX namens de SNCU verzocht drie verklaringen af te leggen:
1. dat hij de CAO voor Uitzendkrachten volledig zal naleven;
2. dat hij aan de betrokken (ex)werknemers de achterstallige salarissen ten bedrag van € 123.088,00 zal uitbetalen alsmede de aangeduide pro memorie posten;
3. dat hij volledige medewerking zal verlenen aan hercontrole om vast te
stellen dat XXX aan het vorenstaande heeft voldaan en voldoet.
1.17. Na aanvankelijk niet te hebben gereageerd antwoordt XXX telefonisch en schriftelijk: het onderzoek van VRO klopt niet. De verklaringen zijn door hem niet afgegeven.
2. Vordering
De SNCU vorderde bij dagvaarding de veroordeling van XXX tot naleving van de algemeen verbindend verklaarde CAO voor Uitzendkrachten en CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche, meer precies: tot het overleggen van (in eerdere brieven reeds opgevraagde) stukken, tot betaling van een forfaitaire schadevergoeding, buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.
Bij akte van 20 augustus 2013 wijzigt SNCU haar eis in een veroordeling van XXX
– tot betaling van een nabetaling van € 123.088,00, zoals gespecificeerd in de brief van 23 mei 2013;
– tot betaling van het niet binnen vier weken na betekening van dit vonnis nabetaalde gedeelte aan de SNCU (als aanvullende forfaitaire schadevergoeding);
– tot betaling aan SNCU van € 100.000,00 aan forfaitaire schadevergoeding met de wettelijke rente;
– tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 1.785,00 incl. BTW en de proceskosten.
Aan haar vorderingen legt SNCU de onder 1 vermelde feiten alsmede het navolgende ten grondslag. XXX drijft een onderneming die werknemers ter beschikking stelt aan derden om onder leiding en toezicht van deze derden arbeid te verrichten.
3. Verweer
XXX betwist dat zijn bedrijf een uitzendbureau is. Het is een uitleningsbedrijf. In reactie op de eiswijzing herhaalt XXX dat zijn bedrijf niet onder de CAO valt. Hij verwijst hiervoor naar zijn algemene voorwaarden. Voorts legt hij een door hem aan de belastingdienst geschreven brief gedateerd 15 december 2010 over inhoudende dat per 1 januari 2011 alle activiteiten van zijn bedrijf worden overgedragen aan XXXX B.V. en dat hij geen personeel meer in dienst zal hebben. De controle was niet representatief. Gecontroleerde mensen waren niet door zijn bedrijf tewerkgesteld; bovendien betrof het maar een korte periode. En wat betreft de “indicatieve materiële schadelast”: waarom maken ze er niet meteen een miljoen van ?
4. Beoordeling van de standpunten
4.1. De kantonrechter doet uitspraak op basis van de gewijzigde eis van de SNCU.
4.2. Bij dagvaarding legt de SNCU de op 11 juli 2011 algemeen verbindend verklaarde CAO over. In deze procedure gaat het over periodes die voor die datum liggen. De kantonrechter beoordeelt de vorderingen van de SNCU dan ook aan de voordien geldende CAO’s.
4.3. De CAO’s zijn van toepassing op een onderneming die werknemers ter beschikking stelt aan derden om onder leiding en toezicht van deze derden arbeid te verrichten, indien en voorzover de omvang van de uitzendsom tenminste 50% van het totale premieplichtige loon op jaarbasis bedraagt. Van een voor XXX geldende uitzondering op deze regel is niet gebleken.
4.4. Aan de enkele mededeling van XXX aan het eind van de procedure dat hij na [januari 2011 geen personeel meer in dienst heeft gaat de kantonrechter voorbij. Als dat het geval zou zijn, had het voor de hand gelegen dat XXX daar al eerder mededeling over zou hebben gedaan: hetzij in een schriftelijk stuk hetzij op de comparitie van partijen. Dat heeft hij niet gedaan. Bovendien ontbreekt enig objectieve aanwijzing dat van die overgang van onderneming sprake is geweest. Integendeel: op 4 september 2012 bestaat de inschrijving van de eenmanszaak van XXX nog.
4.5.Uit de onvoldoende weersproken stellingen van de SNCU, de omschrijving in het handelsregister en de verklaringen van XXX ter zitting volgt dat XXX een uitzendbureau exploiteert. Het enkele feit dat de Algemene Voorwaarden ruimte bieden dat XXX ook andere werkzaamheden kan verrichten, is onvoldoende om deze constatering te ontkrachten. Daarvoor is meer nodig. Het was aan XXX om met gedetailleerde informatie, voorzien van bewijsstukken, te komen om aan te tonen dat zijn feitelijke werkzaamheden anders zijn dan waarvan SNCU op basis van het ingestelde onderzoek uitgaat.
4.6.Naar het oordeel van de kantonrechter heeft XXX niet kunnen weerleggen dat zijn bedrijf niet onder de CAO’s voor uitzendbureau’s valt.
4.7. Bij dat uitgangspunt staat vast dat XXX niet aan zijn uit die CAO’s voortvloeiende verplichtingen heeft voldaan. Het door de SNCU, althans haar onderzoeksbureau berekende schadebedrag is onderbouwd en niet voldoende weersproken. De primaire vordering van de SNCU om dat bedrag van 123.088,00 aan de (ex) werknemers alsnog te betalen wordt dan ook toegewezen. De kantonrechter gaat er daarbij van uit dat SNCU de weg van het in kennis stellen van de CAO partijen heeft gevolgd en SNCU ervoor instaat dat deze partijen niet zelfstandig een vordering tot schadevergoeding gaan instellen tegen XXX.
4.8. Dat betekent dat de SNCU XXX een forfaitaire schadevergoeding kan opleggen. Blijkens de statuten van de SNCU wordt bij het bepalen van de schadevergoeding “in ieder geval rekening gehouden met de aard, de omvang en de duur van de niet-naleving, alsmede met de loonsom van de onderneming van de betrokken werkgever.”
4.9. Blijkens het bestuursbesluit van de SNCU bedraagt de forfaitaire schadevergoeding maximaal € 100.000,00.
4.10. Omdat XXX in het geheel niet meewerkt, vordert de SNCU overeenkomstig haar beleid de maximale schadevergoeding. XXX heeft onvoldoende aangevoerd om tot matiging van dit bedrag te komen.
4.11. Voor de vordering van SNCU om daarnaast nog aan SNCU een bedrag te betalen bij wijze van aanvullende forfaitaire schadevergoeding toe te wijzen verwijst zij naar het bestuursbesluit waarin vastligt dat maximaal € 100.000,00 wordt toegewezen. Niet gesteld of gebleken is dat SNCU gerechtigd is nog meer als forfaitaire schadevergoeding te vorderen. Het meerdere, te weten de subsidiaire vordering tot betaling aan de SNCU van een bedrag van € 123.088,00 bij wijze van forfaitaire schadevergoeding, wordt dus afgewezen.
4.12. De buitengerechtelijke kosten komen de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor zodat deze worden toegewezen. Voor toewijzen van de wettelijke rente over deze kosten is te weinig gesteld.
4.13. XXX wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure veroordeeld.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. veroordeelt XXX tot
– tot naleving van de CAO voor de Uitzendkrachten en de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche en meer precies tot een nabetaling van € 123.088,00, zoals gespecificeerd in de brief van 23 mei 2013, en wel binnen vier weken na betekening van dit vonnis;
– tot betaling aan de SNCU van € 100.000,00 aan forfaitaire schadevergoeding met de
wettelijke rente van 25 september 2013 tot aan de dag der voldoening;
– tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 1.785,00 incl. BTW;
II. veroordeelt XXX in de proceskosten, aan de zijde van SNCU tot op heden begroot op:
-griffierecht: € 873,00
-kosten dagvaarding: € 99,45
-salaris gemachtigde: € 2.100,00
totaal: € 3.072,45
inclusief eventueel verschuldigde BTW;
III. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
IV. wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. P. van der Kolk-Nunes, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 november 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.