SNCU ↔ AREKA UITZENDBUREAU B.V.
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 3045592 \ CV EXPL 14-21605
uitspraak: 6 juni 2014
vonnis van de kantonrechter, zittinghoudende te Rotterdam
in de zaak van
de stichting
Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten,
woonplaats: Barendrecht,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 11 februari 2014,
gemachtigde: mr. M.H.D. Vergouwen te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Areka Uitzendbureau B.V.,
woonplaats: zonder bekend kantooradres, zowel binnen Nederland als daarbuiten en
2. de stichting
Stichting KBC Management,
woonplaats: zonder bekend kantooradres, zowel binnen Nederland als daarbuiten en
3. XXX,
woonplaats: zonder bekende woon- of verblijfplaats, zowel binnen Nederland als daarbuiten,
gedaagden,
die niet hebben gereageerd.
1. Het verloop van de procedure
Eiseres heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. gedaagde sub 1 te veroordelen tot naleving van de CAO voor de Uitzendkrachten en de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche indien en voor zover deze algemeen verbindend zijn verklaard, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag dat gedaagde sub 1 daarmee vanaf twee weken na betekening van het te wijzen vonnis in gebreke blijft;
II. gedaagde sub 1 te veroordelen tot het verlenen van medewerking aan een controle ter plaatse, door contact op te nemen met Providius teneinde een afspraak te plannen, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag dat gedaagde sub 1 daarmee vanaf twee weken na betekening van het te wijzen vonnis in gebreke blijft;
III. gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te voldoen de somma van € 100.000,00 als schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 1.775,00 inclusief BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
V. gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd. te veroordelen tot de kosten van deze procedure.
Tegen gedaagden is verstek verleend.
2. De beoordeling van de vordering
De vordering komt de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor en wordt dan ook toegewezen, een en ander voor zover hierna niet anders blijkt.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is niet toewijsbaar, nu niet is gesteld of gebleken dat de kosten vóór dagvaarding dan wel vóór de ingebrekestelling door eiseres zijn betaald aan de gemachtigde.
De gevorderde dwangsommen zullen worden gemaximeerd zoals hieronder vermeld.
3. De beslissing
De kantonrechter:
I. veroordeelt gedaagde sub 1 tot naleving van de CAO voor de Uitzendkrachten en de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche indien en voor zover deze algemeen verbindend zijn verklaard, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag dat gedaagde sub 1 daarmee vanaf twee weken na betekening van dit vonnis in gebreke blijft, tot een maximum van € 50.000,00;
II. veroordeelt gedaagde sub 1 tot het verlenen van medewerking aan een controle ter plaatse, door contact op te nemen met Providius teneinde een afspraak te plannen, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag dat gedaagde sub 1 daarmee vanaf twee weken na betekening van dit vonnis in gebreke blijft, tot een maximum van € 50.000,00;
III. veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te voldoen de somma van € 100.000,00 als schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. veroordeelt gedaagden, eveneens hoofdelijk, in de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 1.775,00 inclusief BTW;
veroordeelt gedaagden, eveneens hoofdelijk, in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van eiseres vastgesteld op € 1.031,80 aan verschotten en € 700,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en uitgesproken ter openbare terechtzitting.