SNCU ↔ Casa Blanca B.V.
RECHTBANK DEN HAAG
Team kanton Den Haag
RO
Zaaknummer: 2588989/13-37805
Datum: 30 juli 2014
Vonnis in de zaak van:
De stichting Stichting Naleving cao voor Uitzendkrachten,
gevestigd te Barendrecht,
eisende partij,
gemachtigde: mr. drs. M.H.D. Vergouwen,
tegen
De besloten vennootschap Casa Blanca B.V. ,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Verloop van de procedure
Bij dagvaarding d.d. 27 november 2013 heeft eisende partij tegen gedaagde partij een vordering ingesteld zoals omschreven in de dagvaarding, waarvan een gewaarmerkt afschrift aan dit vonnis is gehecht.
Op de rolzitting van 19 maart 2014 is aan gedaagde partij op haar verzoek een termijn verleend tot de rolzitting van 9 april 2014 voor het (mondeling of schriftelijk) nemen van een conclusie van antwoord. Dit is op de zitting aan gedaagde partij meegedeeld, dan wel haar nadien bij brief van de griffier meegedeeld. Gedaagde partij is op de daarvoor aangewezen zitting echter niet verschenen en heeft evenmin op andere wijze gereageerd. Op grond daarvan is de uitspraak van het vonnis bepaald op heden.
Beoordeling van het geschil
Voor de omschrijving van de vordering van eisende partij en de daartoe aangevoerde gronden wordt verwezen naar de aangehechte dagvaarding waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd. Nu gedaagde partij, hoewel zij daartoe naar behoren in de gelegenheid gesteld is, tegen de vordering van eisende partij geen verweer heeft gevoerd, moet worden uitgegaan van de juistheid van de feiten die eisende partij aan de vordering ten grondslag heeft gelegd. Deze feiten vormen naar het oordeel van de kantonrechter een toereikende grondslag voor de vordering, zodat deze kan worden toegewezen, met dien verstande dat de dwangsom zal worden gematigd als hierna vermeld.
Als in het ongelijk gestelde partij dient gedaagde partij te worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van eisende partij.
Beslissing
De kantonrechter,
– veroordeelt gedaagde partij tot naleving van de CAO voor de Uitzendkrachten en de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche indien en voor zover deze algemeen verbindend zijn verklaard, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag dat zij daarmee vanaf twee weken na betekening van dit vonnis in gebreke is, tot een maximum van € 50.000,00;
– veroordeelt gedaagde partij tot het verlenen van medewerking aan een controle ter plaatse, door contact op te nemen met CROP teneinde een afspraak in te plannen, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor ieder dag dat zij daarmee
twee weken na betekening van dit vonnis in gebreke is, tot een maximum van € 10.000,00;
– veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen € 100.000,00 als forfaitaire schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente over € 100.000,00 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
– veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 2.147,75 inclusief BTW, vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.147,75 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
– veroordeelt gedaagde partij in de kosten van de procedure, tot hiertoe aan de zijde van eisende partij vastgesteld op € 1.717,80, waaronder € 700,00 aan salaris voor de gemachtigde van eisende partij;
– verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
– wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. C.W.D. Bom en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2014 in bijzijn van de griffier.