SNCU ↔ Milay Uitzendbureau B.V.
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 2602233 CV EXPL 13-61448
uitspraak: 5 september 2014
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de stichting
Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten
gevestigd te Barendrecht
eiseres
gemachtigde: mr. M.H.D. Vergouwen te Amsterdam
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Milay Uitzendbureau B.V.
gevestigd te Rotterdam
gedaagde
gemachtigde: XXX (directeur).
Partijen worden hierna aangeduid als “SNCU” respectievelijk “Milay”.
Verder verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. het tussenvonnis van 16 mei 2014 en de daarin vermelde processtukken;
2. de aantekening dat Milay na een tweede uitstelverzoek geen uitstel meer is verleend.
Verdere beoordeling van het geschil
Bij voormeld tussenvonnis van 16 mei 2014 is Milay toegelaten te bewijzen dat zij in de periode van 1 april 2010 tot en met 31 maart 2012 aan haar werknemers heeft uitbetaald:
— het vakantiegeld;
— het cao loon.
Milay heeft geen bewijs bijgebracht.
Nu Milay geen bewijs heeft bijgebracht zal worden uitgegaan van de juistheid van de met stukken onderbouwde stellingen van SNCU waaruit kan worden afgeleid dat Milay in vorenbedoelde periode aan haar werknemers geen vakantiegeld heeft betaald noch het cao loon. De vordering tot nabetaling zal daarom worden toegewezen. De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen nu bij gelegenheid van de comparitie van partijen voldoende aannemelijk is geworden dat de financiële positie van Milay zodanig is dat een dwangsom haar doel voorbij schiet.
Ook voor de gevorderde veroordeling, tot naleving_ van de Cao voor de Uitzendkrachten en de Cao Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche op straffe van een dwangsom, geldt dat het er voor gehouden moet worden dat een dwangsom haar doel voorbij schiet zodat dit deel van de vordering eveneens zal worden afgewezen.
SNCU kan krachtens artikel 6 van het reglement (zie tussenvonnis) aanspraak maken op een forfaitaire schadevergoeding. Deze schadevergoeding kan worden opgevat als een boetebeding. Gelet op de omstandigheden van het geval is er aanleiding de schadevergoeding te matigen tot € 5.500,–.
De buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.151,88 zullen als redelijk en in redelijkheid gemaakt en overigens niet weersproken worden toegewezen.
Milay zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
Beslissing
De kantonrechter:
— veroordeelt Milay tot nabetaling aan de betrokken werknemers van het bedrag van € 26.360,-, zoals genoemd in de brief van 7 augustus 2013, ten blijke waarvan SNCU betaalbewijzen en specificaties worden overgelegd, zulks binnen vier weken na betekening dit vonnis;
— veroordeelt Milay aan SNCU te voldoen € 6.651,88, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
— veroordeelt Milay in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van SNCU bepaalt op € 990,80 aan verschotten en € 800,– aan salaris voor de gemachtigde;
— verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
— wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.R. Roukema, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.