SNCU ↔ THE POLE STAR BV
RECHTBANK AMSTERDAM
AFDELING PRIVAATRECHT TEAMS KANTON
Kenmerk : CV 13 – 26079
Datum : 27 januari 2014
245
Vonnis van de kantonrechter te Amsterdam in de zaak van:
de stichting STICHTING NALEVING CAO VOOR UITZENDKRACHTEN
gevestigd te Barendrecht
eiseres, nader te noemen SNCU
gemachtigde: mr. M.H.D. Vergouwen
tegen:
de besloten vennootschap THE POLE STAR BV
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
eerst verschenen bij mr. D.Th.G. Thuijs (tot 28 oktober 2013)
thans procederende in persoon
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De volgende processtukken zijn ingediend:
SNCU heeft een vordering ingesteld tegen gedaagde overeenkomstig de door de vordering van SNCU overgelegde dagvaarding met bewijsstukken.
Gedaagde heeft niet geantwoord.
Er is (uiteindelijk) vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
1. Als gesteld en niet weersproken staat vast:
1.1. Gedaagde valt onder de werkingssfeer van de CAO voor de uitzendkrachten, welke CAO – met tussenpozen – algemeen verbindend is verklaard. Gedaagde valt eveneens onder de werkings¬sfeer van de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche. Ook-die CAO is met tussenpozen algemeen verbindend verklaard (geweest).
1.2. SNCU heeft ten doel activiteiten te bevorderen die gericht zijn op het creëren van goede arbeidsverhoudingen in de uitzendbranche. SNCU ziet onder meer toe op een correctie naleving van de CAO’s, waartoe de Commissie naleving CAO voor Uitzendkrachten is opgericht (CNCU).
1.3. CNCU heeft vanaf 15 juni 2012 onderzoek gedaan naar en in de onderneming van gedaagde. Bij haar onderzoek heeft CNCU gebruik gemaakt van het externe onderzoeksbureau Providus.
1.4. Uit de rapportage van Providus volgt volgens SNCU een gegrond vermoeden van niet-naleving van de CAO’s door gedaagde. Gedaagde heeft dat in de correspondentie met SNCU (gedeeltelijk) betwist.
1.5. SNCU heeft gedaagde in de mogelijkheid gelaten omtrent het nakomen van de CAO’s een verklaring af te legen, hetgeen gedaagde niet heeft gedaan.
Vordering
2. SNCU vordert – kort gezegd – veroordeling van gedaagde tot naleving van de CAO’s gedurende de periode dat deze algemeen verbindend zijn verklaard, zulks onder verbeurte van een dwangsom. Voorts vordert SNCU nabetaling aan de werknemers die bij gedaagde tijdens de periode van algemeen verbindend verklaring in dienst zijn geweest, eveneens op straffe van een dwangsom met een maximum van het na te betalen bedrag. Tot slot eist SNCU veroordeling van gedaagde tot betaling van de forfaitaire schadevergoeding en de gebruikelijk kosten, waaronder de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.
3. SNCU stelt dat in strijd met haar verplichtingen gedaagde de CAO’s in de periode dat deze algenneen verbindend zijn verklaard, niet (volledig) heeft nageleefd en naleeft.
4. Gedaagde heeft geen verweer gevoerd.
Beoordeling
5. Nu gedaagde geen verweer voert en de vordering van SNCU en de daarvoor aangevoerde gronden de kantonrechter – met name gezien de ingebrachte correspondentie – niet onrechtmatig of ongegrond voor komen, zal de vordering worden toegewezen. Daarbij wordt overwogen dat de dwangsom zal worden beperkt tot € 1.000,- per dag en aan een maximum zal worden gebonden en dat deze niet wordt verbonden aan de verplichting tot betaling van een geldsom.
6. Dit betekent dat de vordering van SNCU wordt toegewezen zoals hieronder wordt bepaald.
7. Bij deze uitkomst van de procedure wordt gedaagde veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van SNCU.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. veroordeelt gedaagde tot naleving van de CAO Uitzendkrachten en de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche indien en voor zover deze algemeen verbindend zijn verklaard, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat zij daarmee vanaf twee weken na betekening van dit vonnis in gebreke is, met een maximum van € 100.000,-;
II. veroordeelt gedaagde tot nabetaling van een bedrag van ad € 78.367,- aan de werknemers die bij haar in dienst zijn gewest gedurende de periode dat de CAO voor Uitzendkrachten en de CAO Sociaal Fonds
voor de Uitzendbranche algemeen verbindend zijn verklaard;
III. veroordeelt gedaagde tot overlegging aan SNCU van (salaris)specificaties en betaalbewijzen waaruit blijkt dat zij aan deze veroordeling heeft voldaan, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag voor iedere dag dat zij daarmee na het verstrijken van een periode van vier maanden na betekening van dit arrest in gebreke is, met een maximum van € 79.000,-;
IV. veroordeelt gedaagde tot betaling aan SNCU van de forfaitaire schadevergoeding ten bedrage van € 22.212,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 4 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
V. veroordeelt gedaagde tot betaling aan SNCU van de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 2.154,79, inclusief BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf vanaf 4 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
VI. veroordeelt gedaagde in de kosten van de procedure aan de zijde van SNCU gevallen, tot op heden begroot op:
– voor verschuldigd griffierecht € 896,00
– voor het exploot van dagvaarding € 99,82
– voor salaris van gemachtigde € 600,00
In totaal: € 1.595,82
een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief BTW;
VII. wijst af het meer of anders gevorderde;
VIII. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. M.V. Ulrici, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 januari 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.