SNCU ↔ XXX
RECHTBANK DEN HAAG
Team kanton Den Haag
LvZ
Zaaknummer: 2961993/14-10988
Vonnis in de zaak van:
Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten
eisende partij
tegen
1. XXX Beheer B.V.
2. XXX, in haar hoedanigheid als bestuurder van gedaagde subl
gedaagde partij
Verloop van de procedure
Eisende partij heeft gevorderd zoals beschreven in de dagvaarding, waarvan een gewaarmerkt afschrift aan dit vonnis is gehecht en waarnaar wordt verwezen voor wat betreft de namen en woonplaatsen van partijen en de namen van gemachtigde(n). Gedaagde partij is daarop niet verschenen en heeft ook anderszins niet gereageerd. De voorgeschreven termijnen en formaliteiten zijn in acht genomen. Tegen gedaagde partij is daarom verstek verleend.
Beoordeling van het geschil
De vordering komt de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat deze bij verstek wordt toegewezen als hierna te vermelden, de dwangsom zal worden gematigd als hierna vermeld.
Beslissing
De kantonrechter,
1. veroordeelt gedaagde partij subl tot naleving van de CAO voor de Uitzendkrachten en de CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche indien voor zover deze algemeen verbindend zijn verklaard, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor ieder dag dat zij daarmee vanaf twee weken na betekening van dit vonnis in gebreke is met een maximum van € 10.000,00;
2. veroordeelt gedaagde partij subl tot het verlenen van medewerking aan de controle ter plaatse, door contact op te nemen met VRO teneinde een afspraak in te plannen, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor ieder dag dat zij daarmee vanaf twee weken na betekening van dit vonnis in gebreke is met een maximum van € 10.000,00;
3. veroordeelt gedaagde partij, hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd om tegen bewijs van kwijting aan de eisende partij tot betalen de som van € 101.775,00 vermeerderd met de wettelijke rente over € 101.775,00 vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der voldoening;
4. veroordeelt gedaagde partij, hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd in de kosten van het geding, tot hiertoe aan de zijde van de eisende partij vastgesteld op € 1.727,80, waaronder € 700,00 als vergoeding voor de gemachtigde van de eisende partij;
5. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6. wijst of het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. C.W.D. Born en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2014 in bijzijn van de griffier.