SNCU ↔ XXX Uitzendbureau
RECHTBANK DEN HAAG
Team Kanton Den Haag
vR
Rolnr. 2394926/ RL EXPL 13-29238
13 augustus 2014
Vonnis in de zaak van:
de stichting Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten,
gevestigd te Barendrecht,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.H.D. Vergouwen,
tegen
XXX
voorheen handelend onder de naam XXX Uitzendbureau,
wonende te ‘s-Gravenhage,
gedaagde partij,
gemachtigde: Abfiad Groep.
Partijen worden aangeduid als SNCU en XXX.
Procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
– de dagvaarding van 19 september 2013, met producties;
– de conclusie van antwoord, met producties.
Na de conclusie van antwoord is bij mondeling vonnis een comparitie van partijen gelast voor het verstrekken van inlichtingen en het beproeven van een schikking. Deze heeft plaatsgevonden op 24 juni 2014. Door de griffier zijn aantekeningen gemaakt van wat ter zitting is besproken. Een schikking is niet bereikt.
De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
1 Feiten
De kantonrechter gaat uit van de navolgende feiten.
1.1 Er is een CAO voor uitzendkrachten. Er is ook een CAO Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche. Beide CAO’s waren (ook) gedurende de periode 1 juli 2009 tot en met 31 december 2010 algemeen verbindend verklaard.
1.2 Het voorheen door XXX gedreven bedrijf viel gedurende de periode 1 juli 2009 tot en met 31 december 2010 onder de werkingssfeer van voormelde CAO’s. XXX is daarom gehouden tot naleving van die CAO’s en tot naleving van de bepalingen in de statuten van SNCU.
1.3 In overeenstemming met die statuten zijn met betrekking tot de voorwaarden en werkwijzen waarop de werkzaamheden van de SNCU dienen te worden uitgevoerd nadere reglementen opgesteld. XXX is als werkgever ook gehouden tot naleving van die reglementen.
1.4 Door de werkgevers- en werknemersorganisaties in de uitzendbranche, betrokken bij de totstandkoming van de CAO’s, is SNCU opgericht om activiteiten te bevorderen die gericht zijn op het creëren van goede arbeidsverhoudingen in deze bedrijfstak. De belangrijkste taken voor de SNCU bestaan uit het geven van voorlichting en informatie, alsmede het toezien op een correcte naleving van de CAO’s.
1.5 Ten behoeve van deze laatste taak worden sinds het najaar van 2005 door SNCU steeds vaker controles verricht op de naleving van de CAO’s voor uitzendkrachten.
1.6 In het kader van die controles heeft SNCU op 8 juni 2010 in overeenstemming met de hiervoor bedoelde reglementen aan XXX verzocht om afschriften van een selectie van de administratieve bescheiden van zijn onderneming. Naar aanleiding van dit verzoek heeft XXX de gevraagde bescheiden aan SNCU toegezonden.
1.7 De door XXX toegezonden bescheiden zijn door SNCU beoordeeld en SNCU heeft bij brief van 2 december 2010 aan XXX meegedeeld dat een gegrond vermoeden is vastgesteld van niet naleving van de CAO’s door het bedrijf van XXX.
1.8 Naar aanleiding van dit vermoeden is een controle door het onafhankelijke externe onderzoeksbureau `VRO’ uitgevoerd d.d. 10 juni 2011. VRO heeft de voorlopige uitkomsten van dit onderzoek aan XXX in concept (het conceptrapport) toegezonden en XXX in de gelegenheid gesteld op het conceptrapport te reageren. XXX heeft niet gereageerd op het conceptrapport, waardoor dit concept is omgezet naar de definitieve rapportage van 22 augustus 2011.
1.9 SNCU heeft XXX bij brief van 15 december 2011 geïnformeerd over de
bevindingen van VRO aan de hand van de definitieve rapportage. In die brief is gemeld dat volgens SNCU in de onderneming van XXX sprake is van diverse overtredingen van de CAO’s, waarbij de materiële benadeling van de werknemers van XXX gedurende de onderzoeksperiode is vastgesteld op € 6.477,-. Aan de hand van de overtredingen en de materiële benadeling is door SNCU een door XXX te betalen schadevergoeding vastgesteld van € 5.063,-.
1.10 XXX is in de brief van 15 december 2011 verzocht drie verklaringen af te leggen. XXX werd verzocht te verklaren dat hij vanaf heden (derhalve 15 december 2011) de CAO’s getrouwelijk zou naleven (1), dat hij zou overgaan tot compensatie van het vastgestelde bedrag aan materiële benadeling binnen 12 weken na 15 december 2011 (2), alsmede dat hij zou meewerken aan een daarop volgende hercontrole waarbij de compensatie wordt gecontroleerd (3).
1.11 Bij brief van 11 januari 2012 heeft XXX gereageerd op voormelde brief van 15 december 2011. In die brief bericht XXX het navolgende aan SNCU:
“( ) Naar aanleiding van uw brief van 15-12-2011 , delen wij u het volgende mee.
Wij gaan akkoord met alle punten die u genoemd hebt in uw rapport. Tevens gaan wij zorgen dat er een correctie plaatsvindt zoadat de CAO voor uitzendkrachten nageleefd kan worden. ( ….) A. XXX ( )”
1.12 Vervolgens is er door VRO een hercontrole gepland en uitgevoerd. Deze hercontrole heeft plaatsgevonden op 5 april 2012 met als doel om te controleren of de materiële benadeling ad € 6.477,- aan de betrokken (ex)werknemers was opgeheven door nabetaling aan de (ex)werknemers. Alvorens SNCU te informeren over de bevindingen van de uitgevoerde hercontrole heeft VRO op 31 augustus 2012 een conceptrapportage met betrekking tot dat heronderzoek aan XXX gezonden. Op deze conceptrapportage heeft XXX niet gereageerd. De conceptrapportage is vervolgens omgezet in de definitieve rapportage van 18 september 2012.
1.13 In de definitieve rapportage van 18 september 2012 is kenbaar gemaakt dat de eerder in het rapport van 22 augustus 2011 geconstateerde afwijkingen niet correct zijn hersteld en dat geen compensatie van de materiële benadeling heeft plaatsgevonden.
1.14 SNCU heeft XXX ter zake bij brief van 27 mei 2013 in gebreke gesteld met
betrekking tot het herstellen van de geconstateerde overtredingen. In die brief is XXX aangezegd dat de materiële benadeling ad € 6.477,- binnen vier weken na 27 mei 2013 diende te worden hersteld. Ook berichtte SNCU dat de schadevergoeding ad € 5.063,- verschuldigd zou zijn indien de gebreken niet tijdig zouden worden hersteld.
1.15 XXX heeft niet op die laatst vermelde brief gereageerd. SNCU heeft vervolgens bij brief van 16 juli 2013 de verschuldigdheid van voormeld bedrag van € 5.063,- aan XXX aangezegd. Ook op deze brief heeft XXX niet gereageerd.
1.16 Nadat de invordering van voormelde bedragen door SNCU was overgedragen aan haar gemachtigde heeft XXX op 18 juli 2013 stukken toegezonden waaruit volgens XXX zou blijken dat de materiële benadeling van € 6.477,- correct was nabetaald.
1.17 De gemachtigde van SNCU heeft vervolgens bij brief van 9 augustus 2013 gemotiveerd uiteengezet dat SNCU van mening is dat XXX met het toezenden van voormelde stukken toch niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen, waarbij XXX een termijn van twee weken is gegund om alsnog de gevraagde correcte betalingsbewijzen toe te zenden. Ook is daarbij namens SNCU aanspraak gemaakt op betaling van de schadevergoeding ad € 5.063 te vermeerderen met buitengerechtelijke kosten. XXX heeft nagelaten nadere stukken in te zenden.
2 Vordering
SNCU vordert dat bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad XXX zal worden veroordeeld:
a. tot nabetaling aan SNCU van een bedrag van € 6.477,-, zulks binnen 4 weken na de betekening van het in deze procedure te wijzen vonnis;
b. tot betaling aan SNCU van het niet binnen vier weken na betekening van het in deze procedure te wijzen vonnis nabetaalde gedeelte van het onder a. genoemde bedrag zulks als aanvullende schadevergoeding;
c. tot betaling aan SNCU van een bedrag van € 5.063,- als schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de voldoening;
d. tot betaling van een bedrag van € 1.077,38 inclusief BTW ter zake van buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van de voldoening;
een en ander met veroordeling van XXX in de kosten van de procedure.
SNCU heeft de vordering verminderd met wat is gesteld onder “I.” in het petitum van de inleidende dagvaarding.
SNCU legt aan de verminderde vordering voormelde vaststaande feiten ten grondslag, alsmede de navolgende stellingen.
2.1 Uit de hiervoor vermelde definitieve rapportage blijkt dat XXX de betreffende
CAO’s niet (voldoende) heeft nageleefd. Er heeft in de betrekkelijke periode een materiële benadeling plaatsgevonden van € 6.477,-. Door XXX gedane reserveringen blijken niet te zijn (na)betaald aan de werknemers van XXX. XXX
heeft niet kunnen of willen aantonen dat de (ex)werknemers tot voormeld bedrag alsnog zijn (na)betaald.
2.2 Voor zover XXX niet alsnog binnen een redelijke termijn overgaat tot nabetaling aan zijn ex-werknemers blijft de hiervoor bedoelde materiële benadeling bestaan en heeft XXX daarvan een onterecht voordeel. In dat geval vordert SNCU de alsdan niet door XXX alsnog aan de (ex)werknemers afgedragen bedragen als aanvullende schadevergoeding.
2.3 SNCU maakt vanaf de dag van de dagvaarding aanspraak op wettelijke rente over de door XXX verschuldigde schadevergoedingen.
2.4 De door SNCU ingeschakelde gemachtigde heeft buitengerechtelijke werkzaamheden verricht. Er is herhaaldelijk gecorrespondeerd met XXX en er zijn herhaalde pogingen gedaan om de vordering te incasseren. De aan deze incassowerkzaamheden verbonden kosten bedragen € 1.077,38 inclusief BTW. Op grond van de wet is XXX gehouden deze kosten aan SNCU te vergoeden.
3 Verweer
XXX verweert zich tegen de vordering en voert daartoe, zakelijk weergegeven, het navolgende aan.
3.1 Anders dan SNCU heeft gesteld, heeft XXX wél de in deze procedure bedoelde CAO’s nageleefd. Om deze stelling te staven heeft XXX afdrukken van boekhoudkundige bescheiden uit zijn administratie overgelegd.
3.2 XXX heeft al geruime tijd geleden zijn bedrijfsactiviteiten gestaakt. Van XXX kan dan ook niet meer worden gevorderd dat hij de CAO’s naleeft en dat een dwangsom wordt opgelegd bij het niet naleven van die CAO’s.
3.3 Uit de bij de conclusie van antwoord overgelegde boekhoudkundige stukken kan worden opgemaakt dat XXX zich altijd heeft gehouden aan de CAO’s. XXX kan desgewenst de gehele administratie overleggen waaruit onomstotelijk mag blijken dat XXX zich aan de CAO’s heeft gehouden.
3.4 XXX heeft niet steeds op alle door of namens SCNU gezonden correspondentie gereageerd, omdat hij inmiddels zijn bedrijf heeft geëindigd en die correspondentie werd gezonden naar het (oude) zaakadres van zijn onderneming.
3.5 Bij gelegenheid van de comparitie van partijen heeft XXX afdrukken van kwitanties en afdrukken van dagafschriften van zijn bankrekening getoond. Volgens XXX is uit deze stukken af te leiden dat hij wel nabetalingen heeft verricht aan (ex)werknemers. Diezelfde stukken heeft XXX eerder ook al aan SCNU gezonden, aldus XXX. XXX biedt aan de verschillende ex-werknemers en zijn boekhouder als getuigen te laten horen.
4 Beoordeling
4.1 In deze procedure staat naar het oordeel van de kantonrechter vast dat XXX in de periode 1 juli 2009 tot en met 31 december 2010 de bepalingen in de in deze procedure bedoelde CAO’s niet (volledig) heeft nageleefd. Bij dat oordeel neemt de kantonrechter het navolgende in overweging:
4.1.1 De hiervoor bedoelde niet-naleving is vastgesteld in opdracht van SCNU na een controle van de administratie van XXX door het onafhankelijke externe onderzoeksbureau `VRO’ d.d. 10 juni 2011.
4.1.2 De bevindingen van VRO zijn definitief vastgelegd in de rapportage van 22 augustus 2012, nadat XXX vooraf in de gelegenheid is gesteld op dat rapport te reageren en van die geboden gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt. Uit die definitieve rapportage blijkt dat XXX de betreffende CAO’s in de hiervoor vermelde periode niet (voldoende) heeft nageleefd. In dit verband verwijst de kantonrechter naar de hiervoor sub 1.9, 1.11, 1.12 en ‘1,13 vastgestelde feiten.
4.1.3 De gang van zaken zoals die uit een en ander blijkt, bezien in onderlinge samenhang, kan tot geen andere conclusie leiden dan dat XXX de bepalingen van de CAO’s in de in deze procedure bedoelde periode niet heeft nageleefd. SNCU heeft mede aan de hand van voormelde rapportages voldoende aangetoond dat er sprake was van een materiële benadeling tot een bedrag van € 6.477,-. Dat is door XXX ook met zoveel woorden en zonder enig voorbehoud erkend in zijn brief van 11 januari 2012. Het op de comparitie van partijen door XXX nog aangevoerde verweer dat de brief van 11 januari 2012 door zijn boekhouder is opgesteld, kennelijk met het doel om te betogen dat de inhoud van die brief daarom niet aan XXX kan worden toegerekend, passeert de kantonrechter. Indien de boekhouder van XXX inderdaad de hier bedoelde brief opstelde en verzond, dan handelde de boekhouder als hulppersoon van XXX. Het handelen van die boekhouder is daarmee toe te rekenen aan XXX.
4.2 Bij zijn conclusie van antwoord heeft XXX afdrukken van delen van zijn administratie overgelegd. Uit die stukken kan weliswaar worden afgeleid dat XXX voor zijn verschillende (ex)werknemers in verschillende perioden kennelijk de nodigde bedragen heeft gereserveerd in het kader van de nakoming van de CAO’s, maar uit die stukken volgt geenszins dat die reserveringen ook daadwerkelijk zijn uitbetaald aan die (ex)werknemers, zoals XXX ingevolge de CAO’s gehouden is te doen.
4.3 XXX heeft bij gelegenheid van de comparitie van partijen nog afdrukken van kwitanties en afdrukken van dagafschriften van zijn bankrekening getoond, waaruit zou moeten blijken dat hij wel nabetalingen heeft gedaan met betrekking tot de in
deze procedure gestelde reserveringen en materiële benadeling. Die afdrukken, waarvan SNCU exemplaren bij de inleidende dagvaarding heeft overgelegd, kunnen evenwel niet tot het bewijs daarvan leiden. Enerzijds heeft CSNU onweersproken gesteld dat die gestelde betalingen zien op een andere periode dan waarvan in deze procedure sprake is. Anderzijds ontbreken bij de kwitantie deugdelijke legitimatiebewijzen van de ontvangers en zijn op die kwitanties niet dan wel
onvoldoende het doel van de betaling en de precieze periode waarop die betaling betrekking heeft vermeld. Die kwitanties leveren daarom niet het door XXX gestelde bewijs van betaling.
4.4 XXX heeft aangeboden ex-werknemers en zijn boekhouder als getuigen te willen laten horen. In het licht van de ongeclausuleerde erkenning van de materiële benadeling in zijn brief van 11 januari 2012 is dat door XXX gedane aanbod om zijn ex-werknemers en zijn boekhouder als getuige te laten horen te vaag en wordt dat aanbod daarom gepasseerd. XXX heeft immers, hoewel dat van hem mag worden verwacht, onvoldoende concreet gesteld wat hij door wie wil laten bewijzen.
4.5 De door SNCU gevorderde betaling binnen vier weken na de betekening van dit vonnis van de materiële benadeling tot een bedrag van 6.477,- is dan ook toewijsbaar.
4.6 Tegen de gevorderde schadevergoeding ad € 5.063,- en de aanvullende schadevergoeding ad € 6.477,- heeft XXX behoudens de algemene stelling dat hij de CAO’s heeft nageleefd, welke stelling zoals hiervoor is overwogen is verworpen, overigens geen zelfstandig verweer gevoerd. Deze schadevergoedingen zijn daarom als op de wet gegrond ook toewijsbaar.
4.7 Er nog vanaf gezien dat XXX geen conclusie heeft verbonden aan zijn stelling dat hij aan hem gerichte post niet heeft ontvangen na zijn bedrijfsbeëindiging, heeft te gelden dat deze omstandigheid in dit geval voor risico en rekening van XXX komt.
XXX heeft immers niet gesteld en in deze procedure is ook niet gebleken dat XXX SNCU in kennis heeft gesteld van zijn bedrijfsbeëindiging en de kennelijk daarmee samenhangende verhuizing van XXX.
4.8 Tegen de gevorderde rente en de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten heeft XXX evenmin zelfstandig verweer gevoerd. Ook deze vorderingen zijn daarom als op de wet gegrond toewijsbaar.
4.9 SNCU heeft haar vordering ad “I” in het petitum in de inleidende dagvaarding ingetrokken. Wat partijen daarover hebben aangevoerd kan daarom buiten beschouwing blijven.
4.10 XXX wordt als de overwegend in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure.
Beslissing
De kantonrechter:
1 veroordeelt XXX om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan SNCU te betalen:
a. een bedrag van € 6.477,-, zulks binnen 4 weken na de betekening van dit vonnis;
b. het niet binnen vier weken na betekening van dit vonnis nabetaalde gedeelte van het onder a. genoemde bedrag, zulks als aanvullende schadevergoeding;
c. een bedrag van € 5.063,- als schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 september 2013 tot aan de dag van de voldoening;
d. een bedrag van € 1.077,38 inclusief BTW ter zake van buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 september 2013 tot de dag van de voldoening;
2 veroordeelt XXX in de kosten van de procedure tot hiertoe aan de zijde van SNCU vastgesteld op € 1.590,45, waaronder begrepen een bedrag van € 300,- als het aan de gemachtigde van SNCU toekomende salaris;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.C. Vink, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting v. 13 augustus 2014, in tegenwoordigheid van de griffier.